2. Inhoudsopgave
Verwerking
1 Verwerkings- en bouwplaatsvoorwaarden 3
Transport en opslag 3
Transport van prefab wandelementen naar
de bouwplaats 3
2 Verzagen en bekleden 4
Plaatbewerking 4
Beplating 5
3 Onderconstructie 7
Dragende/verstijvende houten staanderwanden 7
Verlaagde plafonds en plafondbeplatingen 8
Niet-dragende wanden 8
Lichte scheidingswanden 8
Hartafstanden van de onderconstructie wanden/
plafonds/verlaagde plafonds/daken 9
4 Bevestiging 10
Bevestigingsmiddelen 10
Wanden dragend/verstijvend 10
Wanden, niet-dragend 12
Bevestiging plaat in plaat 13
Houten balkenvloeren en daken 14
Gipsvezelplaten op houtspaanplaten 16
Afgeschuinde kant 17
Wanden dragend/verstijvend met Powerpanel HD 17
5 Voegtechniek 19
Lijmvoeg 19
Gipsvoeg 21
Afgeschuinde kant 22
Uitvoering horizontale voegen 23
Dilatatievoegen 23
6 Wandplaatmontage 24
Montageverloop 24
Prefabwanden 25
Elementvoegen 25
fermacell Expanderende Mortel 26
7 Aansluitdetails 28
Aansluitingen van bouwelementen/voeguitvoering 28
Mogelijke voeguitvoeringen 29
Aansluitdetails fermacell Vapor 31
8 Oppervlakte-afwerking binnen 33
Voorbereiden van de ondergrond 33
Kwaliteitsniveaus voor de oppervlaktekwaliteit 33
Omstandigheden op de bouwplaats 36
Schilderwerk 36
Behangen 36
Structuurpleister en dunpleister 37
fermacell Rolpleister 37
Wandplaten/-tegels 38
Afdichting 38
9 Bevestiging van lasten 43
Lichte verticaal inwerkende lasten
van wandoppervlakten 43
Lichte en middelzware consolelasten 44
Bevestiging van lasten aan plafondbeplating 44
Inbouw van sanitaironderstellen 45
9.1 Algemene voorwaarden voor de verwerking 46
10 Buitenbeplating fermacell Gipsvezelplaat 47
Beschermsysteem tegen weersinvloeden 47
Bescherming tegen weersinvloeden volgens
DIN 68800 49
11 Buitenbeplating fermacell Powerpanel HD 50
Beschermsysteem tegen weersinvloeden 50
Tijdelijk werkende bescherming tegen
weersinvloeden 51
2
3. Houd bij de opslag rekening met het
draagvermogen van de ondergrond!
fermacell platen: gewicht
ca. 1 150 kg/m³
n Transport en opslag n Transport prefab wandelementen
naar de bouwplaats
1 Verwerkings- en
bouwplaatsomstandigheden
fermacell Gipsvezelplaten en fermacell Powerpanel platen
zijn beproefde, betrouwbare en voordelige producten voor de
houtskeletbouw. Ze reageren net zoals alle materialen op
veranderingen van de materiaaltemperatuur en materiaalvoch-
tigheid met maat- en vormveranderingen. Dit kan de kwaliteit
en duurzaamheid van de materialen en de daarmee gebouwde
constructies beïnvloeden. Bovendien kunnen fouten tijdens het
transport en tijdens de opslag schade veroorzaken. Daarom is
het absoluut noodzakelijk dat de hier opgegeven voorwaarden
of richtlijnen. in acht worden genomen voor de verwerking en
montage.
Transport en opslag
fermacell Gipsvezelplaten en fermacell Powerpanel platen
worden naar wens op pallets of balkjes aangeleverd. Platen op
groot formaat kunnen met folie worden verpakt.
De volgende instructies moeten in acht worden genomen:
n Het verdient de voorkeur handschoenen en voorgeschreven
beschermingsmiddelen te dragen.
n Leg de platen vlak op een effen ondergrond (bij verticale
opslag kunnen de platen vervormen en de randen bescha-
digd worden).
n Bescherm de platen tegen vocht, met name regen.
n Kortstondig vochtig geworden platen mogen pas na volle-
dige droging opnieuw worden verwerkt.
n De platen kunnen met een vorkheftruck of andere palletwa-
gens horizontaal worden getransporteerd.
n Afzonderlijke platen moeten altijd verticaal worden gedra-
gen. Gebruik hiervoor zo mogelijk een plaatheffer/-drager.
n Zeer grote formaten bv. met een vacuümhefinrichting
verplaatsen.
n Terugname van de houten pallets en afval van (zuiver)
fermacell gipsvezelplaatmateriaal kan met de vakhandelaar
worden afgesproken.
3
4. n Plaatbewerking n Bekleding
2 Verzagen en bekleden
Plaatbewerking
Alle fermacell plaatproducten kunnen in
principe met het gebruikelijke gereed-
schap voor houtbewerking worden
bewerkt.
Zagen
Bij industriële prefabricage bij voorkeur
de platen met behulp van een cirkelzaag-
machine op maat zagen. Maatwerk ter
plaatse en in kleine reeksen kan met
behulp van een geleide invalzaag, uitge-
voerd worden. Bij cirkelzagen verdient het gebruik van een
afzuiginrichting de aanbeveling. De stofafzuiging kan worden
bevorderd door onder de snijvoeg materiaal te leggen (bv.
zagen op de plaatstapel). De zaagbladen dienen van een be-
perkt aantal hardmetalen tanden te zijn voorzien (eventueel
met diamant bestukking). Ook lage toerentallen verminderen
de fijnstofontwikkeling. Ronde vormen en aanpassingen wor-
den met een decoupeerzaag uitgevoerd. Verder kan maatwerk
ook met de steek- of handzaag gebeuren. Bij de bewerking van
fermacell plaatproducten adviseren wij bij sterke stofontwikke-
ling een stofmasker te dragen, filter FFP1.
Ritsen en breken
Ritsen en breken is enkel mogelijk bij
fermacell Gipsvezelplaten. fermacell
Powerpanel platen worden uitsluitend
gezaagd. Het insnijden met het hiervoor
bedoelde fermacell Platenvoorsnijmes,
van fermacell Gipsvezelplaten moet op
een comfortabele werkhoogte (bv. op een palet platen) gebeu-
ren. De pasmaat moet met een liniaal en potlood worden
afgetekend.
Leg in dit geval een stalen rei, richtlat o.i.d. langs de afgete-
kende markering. Vervolgens krast u de plaat langs de lat in
met de fermacell Platenvoorsnijmes. Schuif vervolgens de
plaat tot op de ingekraste lijn naar de rand van de werktafel,
waarbij u het grootste plaatdeel stevig op de werktafel laat
liggen. Vervolgens breekt u het overstekende deel op de rand
af. Het is niet nodig de rugzijde van de fermacell Gipsvezel–
platen in te ritsen of in te snijden. In tegenstelling tot de
fermacell Gipsvezelplaat, wordt de Gipsvezelplaat Vapor op
de rugzijde, aan de kant van de dampremmende beplating,
ingeritst/ingesneden en vervolgens afgebroken.
Een ruwe breekrand heeft geen invloed op het latere afvoegen.
Bij een voeguitvoering als lijmvoeg is een gebroken rand niet
toegelaten.
Zagen Ritsen/ snijden Breken
4
5. ≥ 200
≥ 200
Boren, schaven, schuren, frezen
Het gladschaven van de randen van
fermacell Gipsvezelplaten is enkel
noodzakelijk wanneer gebroken plaat-
randen als buitenhoeken of als zicht-
baar blijvende randen worden gebruikt.
Gewoonlijk gebruikt men hiervoor
gezaagde randen.
fermacell Gipsvezelplaten kunnen probleemloos worden
geboord, geschuurd, geschaafd, gefreesd en geraspt.
Voor installaties noodzakelijke openingen worden aange-
bracht met een klok-/dozenboor voor holle wanden.
Beplaten
fermacell Gipsvezelplaten worden overeenkomstig de betref-
fende eisen aan de scheidingswanden inzake geluidsisolatie of
brandveiligheid aan weerszijden van de houten ondercon-
structie in één of meerdere lagen opgebouwd. De bevestiging
van de platen op de houten onderconstructie gebeurt door
middel van fermacell Snelbouwschroeven, nieten, nagels of
spijkers. Zie ook hoofdstuk 4. Bevestiging vanaf pagina 10.
De plaatsing van fermacell Gipsvezelplaten op de ondercon-
structie gebeurt bij enkelvoudige beplating symmetrisch aan
elke wandzijde (de verticale stootvoegen liggen axiaal tegen-
over elkaar).
Niet achtervulde verticale voegen tussen de staanders zijn
niet toegelaten. Gewoonlijk worden fermacell Gipsvezelplaten
verticaal gemonteerd. De lengte van de plaat stemt overeen
metdehoogtevanderuimteminusdebovensteenondersteaans-
luitvoeg. Horizontale voegen moeten zo mogelijk worden
vermeden. Kruisvoegen zijn niet toegelaten.
Eenlaagse beplating
Aan elke wandzijde wordt één laag fermacell Gipsvezelplaten
gemonteerd. De plaatnaden moeten worden uitgevoerd naar-
gelang het gebruikte plaatmateriaal. Daarbij moet rekening
worden gehouden met de verschillende voeguitvoeringen in
de wandopbouw. Zie ook de tabel hieronder.
fermacell Powerpanel HD-platen worden uitsluitend in één
laag aan de buitenzijde van buitenwanden gebruikt.
Meerlaagse beplating
Bij een meerlaagse beplating moet eerst één wandzijde met
een eerste laag fermacell Gipsvezelplaten met stotende
naden worden beplaat. De voeg hoeft niet worden afgevoegd
(geldt ook voor constructies met brandveiligheidseisen). Bij
gebruik van fermacell Vapor platen als eerste laag aan de
binnenzijde van buitenwanden, mogen de voegen eveneens
stotend worden uitgevoerd. Wanneer daarop een volgende
beplatingslaag wordt aangebracht, mag deze uitsluitend
plaat-in-plaat worden bevestigd met bevstigingsmiddelen die
2-3 mm korter worden genomen dan de som van de beiden
plaatdikten bij elkaar, zodat het dampdichte vlak van de Vapor-
plaat niet wordt beschadigd door de verbindingsmiddelen. De
buitenste plaatlaag fermacell Gipsvezelplaten wordt op de
gemonteerde (eerste/onderste) plaatlaag aangebracht; dit kan
plaat-in-plaat of door bevestiging in de onderconstructie.
Daarbij dient men erop te letten dat de stootvoegen ten op-
zichte van de onderste plaatlaag ≥ 200 mm verspringen bij een
onderconstructieneutrale bevestiging (plaat-in-plaat bevesti-
gingsmethode). Bij bevestiging in de onderconstructie moet de
voeg met de asmaat van de houten staanders verspringen.
Voor de buitenste plaatlaag moet voor de voegtechniek en
afwerking de uitvoering bij een eenlaagse beplating worden
gevolgd.
Mogelijke voeguitvoeringen
Lijmvoeg Gipsvoeg Stotende voeg
fermacell
Gipsvezelplaat
X X X*
fermacell
Gipsvezelplaat met
afgeschuinde kant
– X –
fermacell Vapor X X X*
fermacell
Powerpanel HD
– – X
Verspringen van de tweede laag bij meerlaagse beplating
* enkel voor de eerste of onderste plaatlaag bij meerlaagse beplating
Uitvoering zie hoofdstuk 5 Voegtechniek vanaf pagina 19.
5
6. Beplatingsschema bij wandopeningen
Beplatingsschema met glaspartijen, raam- of
deuropeningen
Bij raam- of deuropeningen zijn er drie uitvoeringsmogelijk-
heden. Om mogelijke spanningsscheuren ter hoogte van de
plaatvoegen te vermijden bij openingen in de wandvlakken
(geldt ook voor openingen in plafonds en dakhellingen), moet
bijzondere aandacht worden besteed aan dit punt.
n Bij tweelaagse beplating moeten de voegen van de buiten-
ste plaatlaag ten opzichte van de onderste laag ≥ 200 mm
verspringen.
n Bij statisch zwaar belaste deuren moeten de fermacell
Gipsvezelplaten ter hoogte van de deurelementen worden
uitgevoerd met lijmvoeg (bv. bij een zeer hoge ruimte of erg
grote en zware deurbladen).
n Zorg voor een voldoende zwaar bemeten onderconstructie.
1. Uitvoering bij verspringende voegen
n Platen aanbrengen met ≥ 200 mm verspringende voegen
n Plaatnaad met vulhout achtervullen
n Behalve uitvoering als lijmvoeg is ook uitvoering als
gipsvoeg mogelijk
2. Plaatvoeg langs de verticale houten staanders zonder
verspringende voegen
n Bij plaatnaden op verticale staanders van de openingen,
moet de plaatnaad boven en onder de opening als lijmvoeg
worden uitgevoerd.
n Op randstaanders ter hoogte van raam- of deuropeningen
moeten passende vulstukken (plaatstroken) worden
bevestigd.
3. Plaatvoeg langs de horizontale houten staanders zonder
verspringende voegen
n Plaat boven en onder, rechts en links van de opening ten
minste één veld laten doorlopen.
n Enkel lijmvoeg mogelijk
Het beschreven beplatingsschema geldt voor alle fermacell
plaatproducten. Volgens de tabel 'Mogelijke voeguitvoeringen'
op pagina 29 moet voor de beplating van fermacell Power-
panel HD aan de buitenzijde van een buitenwand altijd een
stotende plaatvoeg worden toegepast.
Zodoende is schema 1 voor HD mogelijk.
Deuropening bij verspringende voegen
1. 2. 3.
Deuropening bij verticale beplatingsnaad
zonder verspringende voegen
Raamopening bij horizontale beplatingsvoegRaamopening bij verspringende voegen Raamopening bij verticale beplatingsnaad zonder
verspringende voegen
Deuropening bij horizontale beplatingsvoeg
1 1
1 1
2 3
2
2
2
2 3
6
7. n Dragende/verstijvende houtprofiel-
wanden
n Niet-dragende wanden
n Lichte scheidingswanden
n Verlaagde plafonds en
plafondbeplatingen
n Hartafstanden van de onderconstructie
wanden/plafonds/verlaagde plafonds/
daken
3 Onderconstructie
De onderconstructie moet een voldoende breed contactvlak
bieden voor de fermacell Gipsvezelplaten. Houd eveneens
rekening met krommingen van de onderconstructie en tole-
ranties bij manuele bevestiging (randafstanden). Bij de keuze
van de doorsnede van de staanders moet rekening worden
gehouden met de gekozen voeguitvoering (lijmvoeg of gips-
voeg).
Mogelijke onderconstructies
n Houten onderconstructie van constructiehout overeen-
komstig EN 1995-1-1.
n Gezaagd, massief hout (naaldhout) volgens EN 14081-1,
sterkteklasse hout of EN 338 (minimaal C24).
n Rond hout volgens EN 14544.
n Gelijmd, gelamineerd hout volgens EN 14080,
sterkteklasse hout of EN 1194.
n Gelamineerd, fineer hout (naaldhout) volgens EN 14374.
n Gemiddelde houtvochtigheid ≤ 18 %
n H-profielen met algemene bouwtechnische goedkeuring
of Europese technische goedkeuring die deze toepassing
toelaat.
De bevestigingsmiddelen van de onderconstructie moeten
zodanig gedimensioneerd zijn, dat ze de belasting van de
plafond- of dakhellingbeplating veilig overbrengen op de
dragende constructie. Zo nodig moet een statische analyse
worden verricht.
Dragende/verstijvende houten
staanderwanden
Dragende houten staanderwanden leiden behalve hun eigen
gewicht ook verticale lasten naar beneden af. De voor het
statische bewijs van de wanden noodzakelijke rekenmethodie-
ken vinden plaats volgens EN 1995-1-1.
De maximaal toelaatbare spanningen in de verticale staan-
ders zijn ook afhankelijk van eventuele brandveiligheidseisen
van de wand.
Verticale plaatnaden kunnen als lijm- of gipsvoeg worden
uitgevoerd.
Dragende/verstijvende houten staanderwanden worden
toegepast ten behoeve van windverstijving van een gebouw en
staan zodoende bloot aan horizontale lasten. De fermacell
beplating moet als één schijf functioneren en mag daarom
maximaal één horizontale voeg bevatten. Deze horizontale
voeg moet in de fabriek als lijmvoeg worden uitgevoerd en
moet schuifvast worden aangesloten door middel van een
achtervulling (bv. houten regel). Meer informatie vindt u in
hoofdstuk 4 Bevestiging vanaf pagina 10.
7
8. Niet-dragende wanden
Niet-dragende wanden leiden alleen hun eigen gewicht en dat
van aan de wand opgehangen consolelasten naar beneden af.
Mogelijke hangende lasten vindt u in hoofdstuk 9 Bevestiging
van lasten op pagina 43. Wanneer er extra lasten op de verti-
cale staanders worden uitgeoefend, is hiervoor een statische
aantoning noodzakelijk.
Uitvoering ter plaatse
Bij oneffen aangrenzende constructie-elementen en verhoog-
de eisen in verband met reflexiegeluid, moeten de afstanden
van de bevestigingspunten voor de bevestiging van de onder-
constructie in bouwdelen (bv. bouwkundige muur of vloer, zie
fig.), worden gereduceerd. De houten staanders worden
passend tussen de bovenste en onderste houten aansluitele-
menten gemonteerd, loodrecht uitgelijnd, precies op de juiste
hartafstand geplaatst en met passende bevestigingsmiddelen
tegen de houten aansluitelementen bevestigd. Bij dubbele
houten staanderconstructies moet bij een geringe afstand van
de houten staanders dichtband op de staanders worden
geplakt als afstandhouder. Indien de staanderconstructies bv.
vanwege leidingen verder uit elkaar moeten worden gemon-
teerd, moet een goede stabiliteit worden verzekerd. Dit kan
bijvoorbeeld door middel van aangepaste doorsneden van de
houten staanders of door andere verstevigingsmaatregelen.
Werkwijze:
n Wandassen afmeten op basis van de plattegrond
n Houten aansluitelementen op de horizontale aansluitingen
van de bouwelementen bevestigen
n Verticale aansluiting van het bouwelement met behulp van
ingepaste houten staanders.
n Bevestigingsafstanden: horizontaal ≤ 700 mm, verticaal
≤ 1000 mm (zie afbeelding rechts)
n Inpassen van de houten staanders tussen de bovenste en
onderste houten aansluitelementen
Lichte scheidingswanden
Lichte scheidingswanden en hun aansluitingen aan aangren-
zende constructie-elementen moeten zodanig zijn uitgevoerd
dat ze bestand zijn tegen statische (voornamelijk rustende) en
stootbelastingen die kunnen optreden tijdens het gebruik.
Instructies voor de bevestiging van de onderconstructie vindt u
vanaf pagina 12 - niet-dragende wanden. Bij oneffen aangren-
zende bouwelementen en verhoogde eisen inzake de geluidsiso-
Verlaagde plafonds en plafondbeplatingen
Voor Gipsvezelplaten die worden gebruikt voor plafonds en
dakhellingen, is normaal de buigbelasting niet doorslagge-
vend zo lang er geen andere statische belastingen optreden.
Gedifferentieerde berekeningen moeten per project worden
uitgevoerd door de constructeur, die daarbij ook rekening kan
houden met andere randvoorwaarden uit de statica en de
sterkteleer.
Afgehangen verlaagde plafonds
Voor afgehangen verlaagde plafonds worden gangbare afhan-
gers gebruikt zoals noniusafhangers, bandijzer met ronde of
sleufgaten, draden of draadstangen. Om een dergelijke const-
ructie aan een massief plafond te bevestigen, moeten pluggen
worden gebruikt die zijn goedgekeurd door het bouwtoezicht
en geschikt zijn voor de betreffende toepassing en belasting.
De diameter van de afhangers moet zodanig worden gekozen
dat ze het statische gewicht van het opgehangen plafond
ruimschoots kunnen dragen. Raadpleeg de informatie van de
fabrikant voor meer details over de ophanging.
Bevestigingsafstanden
max. 700 mm
max.1000mm
latie, moeten de afstanden van de bevestigingsmiddelen voor de
bevestiging van de onderconstructie in bouwdelen (bv. bouwkun-
dige muur of vloer, zie fig.), worden verkleind. De staanders
(verticale constructiedelen in het wandoppervlak) worden bij een
houten onderconstructie vastgezet met nagels of hoeken. Bij
wanden biedt de verticale lijmvoeg vooral bij grotere oppervlak-
ken een goed alternatief. Uitvoeringsinstructies vindt u in
hoofdstuk 2.5. Voor de beplating kunnen fermacell platen
worden gebruikt in het formaat van eenmansplaat of als plaat
die de volledige hoogte bedekt.
8
9. a
be
d
e
c
Onderconstructie in mm Toegelaten overspanning in mm bij een totale last 3)
tot 15 kg/m² tot 30 kg/m² tot 50 kg/m² Tekening
Profielen in plaatstaal 1)
Hoofdprofiel CD 60 × 27 × 06 900 750 600 a
Draagprofiel CD 60 × 27 × 06 1 000 1 000 750 b
Houten latten (breedte × hoogte) (mm × mm)
Hoofdlat,
direct bevestigd
48 × 24 750 650 600 c
50 × 30 850 750 600
60 x 40 1 000 850 700
Hoofdlat,
afgehangen
50 x 30 2)
1 000 850 700 d
1 200 1 000 850
Draaglat 48 × 24 700 600 500 e
50 × 30 850 750 600
60 × 40 1 100 1 000 900
1)
Gangbare profi elen in plaatstaal (volgens DIN 18182 of EN 14195). Let op corrosiebescherming!
2)
Alleen in combinatie met draaglatten van 50 mm breed en 30 mm hoog.
3)
Bij het bepalen van de totale last moet ook rekening worden gehouden met eventuele bijkomende lasten zoals plafondlampen of inbouwapparaten.
Verlaagd plafond met afgehangen
houten onderconstructie
Plafondbeplating met rechtstreeks
bevestigde houten onderconstructie
Verlaagd plafond met afgehangen
metalen onderconstructie
Overspanningswaarden: zie tabel hierboven
Toepassingsgebied /
constructiewijze
Conditionering van ruimtelijke omstandig-
heden met relatieve luchtvochtigheid
Maximale afstand h.o.h. van de onderconstructie in mm
bij fermacell Gipsvezelplaten
10 mm 12,5 mm 15 mm 18 mm
Verticale vlakken (scheidingswanden,
wandafwerkingen, voorzetwanden)
– 500 625 750 900
Beplating van vloeren en daken,
verlaagde plafonds
Huiselijk gebruik 1)
420 500 550 625
Bouwomstandigheden en/of gebruiksfase met
een tijdelijk hoger luchtvochtigheidaanbod 2)
335 420 500 550
1)
Bijvoorbeeld natte ruimtes binnenshuis of ruimtes met vergelijkbaar maar tijdelijk verhoogd luchtvochtigheidsaanbod.
(2)
Bijvoorbeeld bij het aanbrengen van anhydriet/zandcement vloer- of stucsystemen dan wel bij overschrijding van de onder de in het vorige punt genoemde
inbouwsituatie; huiselijke omstandigheden, met inachtneming van de voetnoot.
Randvoorwaarden:
n De aangegeven overspanningen zijn van toepassing ongeacht de montagerichting van de platen (evenwijdig of loodrecht op de onderconstructie).
n Beplating mag niet worden belast door extra belastingen (bijv. isolatie).
n Individuele lasten tot 0,06 kN (volgens DIN 18181:2008-10) per plaatoverspanning en zijn per meter meegerekend.
n Bij constructies met brandweerstand dienen de instructies van het betreffende testcertificaat tevens gevolgd te worden. (De strengste moet worden aangehouden.)
Hart-op-hart afstanden van de onderconstructie bij fermacell Gipsvezelplaten
Overspanningen, profiel- en latdoorsnedes van plafondbeplatingen en verlaagde plafonds
Hartafstanden van de onderconstructie wanden/plafonds/verlaagde plafonds/daken
Overspanning: Plafondlatten (afhangers) Overspanning: Plafondprofielen (afhangers) Overspanning: Plafondlatten (bevestigingsmiddelen)
Overspanning: Powerpanel H2O
beplating (draaglatten) ≤ 500 mm
Overspanning: Powerpanel H2O
beplating (draagprofielen)) ≤ 500 mm
Overspanning: Powerpanel H2O
beplating (draaglatten) ≤ 500 mm
Overspanning:
Draaglatten
Overspanning:
Draagprofielen
Overspanning:
Draaglatten
9
10. 4 Bevestiging
Alle bevestigingsmiddelen moeten voldoende beschermd zijn
tegen corrosie. fermacell Gipsvezelplaten worden met nieten,
nagels of fermacell Snelbouwschroeven bevestigd op hout.
Alle bevestigingsmiddelen moeten voldoende ca. 1-2 mm diep
in de fermacell Gipsvezelplaten worden verzonken en met
fermacell Voegengips worden afgewerkt.
Bevestigingsmiddelen
Hechtnieten en nagels
Een doeltreffende bevestiging van fermacell Gipsvezelplaten
gebeurd met nieten of nagels. Dit geldt zowel voor niet-dra-
gende alsook voor dragende, verstijvende wanden. Bovendien
kan deze bevestigingswijze ook worden toegepast voor pla-
fonds, platte en schuine daken. Hiervoor is het gebruik van
pneumatische nagel- of nietapparaten aanbevolen. De druk
moet zodanig worden ingesteld dat de verbindingsmiddelen bij
het indrijven 1–2 mm verzonken worden. Om doeltreffend te
werken, moeten nietapparaat en compressor op elkaar zijn
afgestemd. Om wandplaten efficiënt te kunnen prefabriceren,
kunnen bij de industriële productie (o.a. in de prefabbouw)
nagel- of nietbruggen worden ingezet. Deze garanderen nauw-
keurige randafstanden en identieke afstanden tussen de
bevestigingsmiddelen.
Schroeven
De bevestiging van statisch dragende/verstijvende beplatingen
op hout door middel van schroeven is inefficiënt en daarom
niet opgenomen in de ETA hiervoor. Bij niet-dragende bouw-
elementen met een metalen of houten onderconstructie
kunnen fermacell Gipsvezelplaten door middel van de speciale
fermacell Snelbouwschroeven rechtstreeks en zonder voor-
boren worden bevestigd. Andere soorten schroeven zijn niet
geschikt en leveren problemen op tijdens de verwerking. Voor
het schroefwerk gebruikt men bij voorkeur een elektrische
snelbouwschroefmachine (nominaal toerental 4000-5000
omw./min, vermogen 350 W, toerental tot 4000 t/min.).
Wanden dragend/verstijvend
Dragende/verstijvende wanden leiden behalve hun eigen
gewicht ook verticale lasten naar beneden af. De voor schijf-
werking noodzakelijke bewijzenvinden plaats volgens EN
1995-1-1. Bij dragende bouwelementen houden de bevesti-
gingsmiddelen niet alleen de fermacell beplating vast op de
onderconstructie, maar zorgen ze tegelijk ook voor de over-
dracht van de belasting van de plaat naar de onderconstructie
of van de onderconstructie naar de plaat. Daarom zijn de eisen
aan deze bevestigingsmiddelen bijzonder hoog. En zijn de eisen
volgens EN 1995-1-1 in verbinding met EN 14592 stiftvormige
verbindingsmiddelen van toepassing.
De maximale afstand van de bevestigingsmiddelen onderling
over de lengte van de staanders bedraagt voor randstaanders
150 mm, voor middenstaander 300 mm (afbeeldingen 4 + 5
pagina 11).
De afstand tot de belaste/onbelaste plaatrand moet ≥ 7d/≥ 5d
en de afstand tot de rand van de staander ≥ 5d bedragen. d is
de dikte van het bevestigingsmiddel (afbeelding 6 + 7 pagina
11). De instructies van de Europese technische goedkeuring
ETA-03/0050 zijn hierbij van toepassing.
n Bevestigingsmiddelen
n Wanden dragend/verstijvend
n Wanden dragend/verstijvend met
Powerpanel HD
n Wanden, niet-dragend
n Bevestiging plaat in plaat
n Houten balkenvloeren en daken
n Gipsvezelplaten op houten platen
n Afgeschuinde kant
10
11. Verdere informatie
In de Europese goedkeuring:
n ETA-03/0050
Rekenvoorbeeld kan worden aangevraagd
bij Fermacell BV.
Bevestigingsmiddelen
De volgende verzinkte of gelijkwaardig corrosiebeschermde
en uit roestvrij stalen bevestigingsmiddelen kunnen worden
gebruikt:
n Nagels
Nominale diameter dn
= 2,0 tot 3,0 mm,
Kopdiameter ≥ 1,8 dn
,
Minimale inslagdiepte s = 30 mm (zie afbeelding 1)
n Speciale nagels
Met geprofileerde schacht, minimaal draagvermogens-
klasse II,
Nominale diameter dn = 2,0 tot 3,0 mm,
Minimale inslagdiepte s = 27 mm (zie afbeelding 2)
n Nieten
Volgens algemene bouwtechnische goedkeuring,
Draaddiameter d > 1,5 mm,
Minimale inslagdiepte s = 32 mm (zie afbeelding 3)
Bij geprefabriceerde wandplaten moeten de bevestigingsmiddelen langer worden
gekozen. Een vergroting van de minimale inslagdiepte wordt aanbevolen.
Afbeelding 1: Nagels Afbeelding 2: Speciale nagels Afbeelding 3: Nieten
Afbeelding 6: Afstanden bij
middenstaander/nagels
Afbeelding 8: Afstanden bij een
randstaander/nagels
Afbeelding 4+5: Maximumafstanden van de bevestigingsmiddelen met
fermacell Gipsvezelplaten
Halfrasterplaat Eenrasterplaat
≥ 5dn
≥ 4dn
d = 2,0–3,0 mm
s = 30 mm
d = 2,0–3,0 mm
s = 27 mm
d > 1,5 mm
s = 32 mm
Afbeelding 7: Afstanden bij
middenstaander/nieten
Afbeelding 9: Afstanden bij
randstaander/nieten
≥ 10dn
≥ 4dn
≥ 5dn
≥ 10dn
≥ 4dn
≥ 4dn
11
12. Wanden, niet-dragend
In aansluiting op de terminologie van het Bouwbesluit zijn
niet-dragende scheidingswanden de inwendige bouwelemen-
ten van een bouwwerk die enkel voor de scheiding van de
ruimte dienen en niet gebruikt worden voor de verstijving van
het gebouw. Hun stabiliteit verkrijgen scheidingswanden pas
door verbinding met de aangrenzende bouwdelen.
Scheidingswanden kunnen vast ingebouwd of verplaatsbaar
zijn uitgevoerd. Ze kunnen een- of meerschalig worden uitge-
voerd en bij een passende uitvoering ook brandveiligheids- en
warmte-, vocht- en geluidsisolerende functies vervullen.
Afstand en verbruik van bevestigingsmiddelen bij niet-dragende wandconstructies per m2
scheidingswand
fermacell Gipsvezelplaten (greenline), resp. Firepanel A1*
Opmerkingen:
n Bij 4 plaatlagen van 10 mm fermacell Gipsvezelplaten beklede wandconstructies kan de laatste plaatlaag met de fermacell Snelbouwschroef 3,9 × 55 mm
rechtstreeks in de onderconstructie worden bevestigd.
n Bij wandconstructies die aan brandveiligheidseisen moeten voldoen, kunnen door de betreffende keuringscertificaten andere afstanden voorgeschreven
zijn voor de bevestigingsmiddelen.
n Voor de bevestiging van 10 mm, 12,5 mm en 15 mm dikke fermacell Gipsvezelplaten op een versterkte metalen onderconstructie tot 2 mm dik,
kunnen de fermacell Snelbouwschroeven met een boorpunt 3,5 x 30 mm worden gebruikt. Het verbruik bedraagt ca. 4 schroeven per meter profiel.
* Waarden gelden voor Firepanel A1
Plaatdikte / opbouw Nieten volgens DIN 1052 Nagels volgens EN 14592 Speciale nagels volgens EN 14592
Lengte
mm
d
mm
Lengte
mm
d
mm
Lengte
mm
d
mm
10 mm fermacell op hout (statisch) ≥ 42 ≥ 1,5 ≥ 40 2,0–3,0 ≥ 37 2,0–3,0
12,5 mm fermacell op hout (statisch) ≥ 44,5 ≥ 1,5 ≥ 42,5 2,0–3,0 ≥ 39,5 2,0–3,0
15 mm fermacell op hout (statisch) ≥ 47 ≥ 1,5 ≥ 45 2,0–3,0 ≥ 42 2,0–3,0
18 mm fermacell op hout (statisch) ≥ 50 ≥ 1,5 ≥ 48 2,0–3,0 ≥ 45 2,0–3,0
Stiftvormige verbindingsmiddelen bij dragende/verstijvende wanden
Horizontale voegen
In de EN 1995-1-1 en bijbehorende NB (Nationale Bijlage) is
niets beschreven over de mogelijkheid van horizontale voegen.
Kijken we naar de Duitse NB dan, is ten hoogste één horizon-
tale beplatingsvoeg toegelaten (volgens EN 1995-1-1/NA; NCI
in 9.2.4.2 Methode A). Bovendien moet de horizontale voeg
schuifvast worden achtervuld met een houten balk en de
dimensioneringswaarde van het draagvermogen met 1/6
worden verminderd. De afstanden van de verbindingsmidde-
len langs de horizontale voeg stemmen overeen met de af-
stand van de verbindingsmiddelen van de omlopende plaat-
rand. De dwarsvoeg moet in de fabriek als lijmvoeg worden
uitgevoerd. De ontwerper van de draagconstructie moet tijdig
worden geïnformeerd over de integratiebehoefte van de
horizontale voegen.
Plaatdikte/opbouw Nieten (verzinkt en geharst)
d ≥ 1,5 mm, rugbreedte ≥ 10 mm
Nagels overeenkomstig DIN 1052-2
(verzinkt en geharst) d ≥ 2,2 mm
fermacell Snelbouwschroeven
d = 3,9 mm
Lengte Afstand Verbruik Lengte Afstand Verbruik Lengte Afstand Verbruik
Hout 1 laag [mm] [cm] [stuks/m2
] [mm] [cm] [stuks/m2
] [mm] [cm] [stuks/m2
]
10 mm ≥30 20 32 ≥30 20 32 30 25 26 (20)*
12,5 mm ≥35 20 24 ≥35 20 24 30 25 20
15 mm ≥44 20 24 ≥44 20 24 40 25 20
18 mm ≥50 20 24 ≥50 20 24 40 25 20
Hout 2 lagen/2e
laag in onderconstructie
1e
laag: 10 mm ≥30 40 16 ≥ 30 40 16 30 40 16 (12)*
2e
laag: 10 mm ≥44 20 24 ≥ 50 20 24 40 25 26 (20)*
1e
laag: 12,5 mm ≥35 40 12 ≥ 35 40 12 30 40 12
2e
laag: 12,5 mm ≥50 20 24 ≥ 50 20 24 40 25 20
1e
laag: 15 mm ≥44 40 12 ≥44 40 12 40 40 12
2e
laag: 12,5 mm of 15 mm ≥60 20 24 ≥60 20 24 40 25 20
Hout 3 lagen/1e
tot 3e
laag in onderconstructie
1e
laag: 12,5 mm – – – – – – 30 40 12
2e
laag: 10 mm of 12,5 mm – – – – – – 40 40 12
3e
laag: 10 mm of 12,5 mm – – – – – – 55 25 20
12
13. Bevestiging plaat-in-plaat
Bij twee- of meerlaagse wand- of plafondconstructies bestaat
de mogelijkheid de buitenste plaatlagen onderconstructieneu-
traal in de achterliggende plaat vast te nieten of te schroeven.
Dit is een doeltreffende en snelle bevestigingswijze. De voe-
gen moeten daarbij ≥ 200 mm verspringen. De rijafstand van
de bevestigingsmiddelen onderling bedraagt voor wanden
≤ 400 mm en voor plafonds ≤ 300 mm.
De keuze van de bevestigingswijze voor het aanbrengen van de
buitenste plaatlaag heeft geen invloed op de in onze proef-
certificaten en attesten opgegeven brandveiligheids- en
statische eigenschappen van de constructie. Bij in de fabriek
geprefabriceerde bouwelementen waarvoor bij een beplating
2 × 15 mm fermacell 25 mm-nieten / bij een beplating 2 × 18 mm
fermacell 32 mm-nieten worden gebruikt, moeten extra
bevestigingen (bv. lijmrups tussen de platen op een afstand
van 400 mm) worden voorzien. Voor een bevestiging van
plaat-in-plaat kunnen schroeven of bepaalde spreidnieten
worden gebruikt. De lengte van de nieten moet 2–3 mm korter
worden genomen dan de som van de beide plaatdikten.
Vanwege het geringere snijverlies en de kortere montagetijd is
een bevestiging van plaat-in-plaat bijzonder efficiënt.
Wat de geluidsisolatie en brandveiligheid betreft, doet deze
uitvoering niet onder voor een klassieke schroefbevestiging
van de buitenste plaatlaag in de onderconstructie. Statisch
gezien kunnen bij de plaat-in-plaat bevestiging van fermacell
enkel de waarden van een enkelvoudig beklede wand gehaald
worden.
Bevestiging plaat-in-plaat
¹)
in plafond ≤ 300 mm
2. laag1. laag
2. laag
1. laag
≤ 400 mm
min. 200 mm
1)
400 mm
400 mm
Afstand en verbruik van bevestigingsmiddelen bij wand- en plafondconstructies
bij plaat-in-plaat bevestiging van de buitenste plaatlaag (= zichtplaat)
Voor de bevestiging van de onderliggende plaatlagen, de gegevens van metaal resp. hout aanhouden, zoals vermeld
in tabel op vorige pagina
Plaatdikte/opbouw Spreidnieten (verzinkt en geharst)
d ≥ 1,5 mm, rugbreedte ≥ 10 mm
fermacell Snelbouwschroeven
d = 3,9 mm
Lengte Afstand Verbruik Lengte Afstand Verbruik
Nieten
onderling
Nietrijen
onderling
Schroeven
onderling
Schroef-
rijen
Wand [mm] [cm] [cm] [stuks/m2
] [mm] [cm] [cm] [stuks/m2
]
10 mm GV op 10 mm GV 18–19 15 ≤ 40 43 30 25 ≤ 40 26
12,5 mm GV op 12,5
resp. 15 mm GV
21–22 15 ≤ 40 43 30 25 ≤ 40 26
15 mm GV op 15 mm GV 25–28 15 ≤ 40 43 30 25 ≤ 40 26
18 mm GV op 18 mm GV 31–34 15 ≤ 40 43 40 25 ≤ 40 26
Plaatdikte/opbouw Spreidnieten (verzinkt en geharst)
d ≥ 1,5 mm , rugbreedte ≥ 10 mm
fermacell Snelbouwschroeven
d = 3,9 mm
Lengte Afstand Verbruik Lengte Afstand Verbruik
Nieten
onderling
Nietrijen
onderling
Schroeven
onderling
Schroef-
rijen
Plafond/vloer [mm] [cm] [cm] [stuks/m2
] [mm] [cm] [cm] [stuks/m2
]
10 mm GV op 10 mm GV 18–19 12 ≤ 30 35 30 15 ≤ 30 30
12,5 mm GV op 12,5
resp. 15 mm GV
21–22 12 ≤ 30 35 30 15 ≤ 30 30
15 mm GV op 15 mm GV 25–28 12 ≤ 30 35 30 15 ≤ 30 30
13
14. Bevestiging met houten onder-
constructie tussen de balkenlaag
Houten balkenvloeren en daken met zichtbare balken of
kepers
Houten balkenvloeren met balkenlagen in het zicht worden
overwegend toegepast in woon- en werkomgevingen met een
monumentaal karakter of bij de esthetische wenselijkheid
ervan (architectonisch ontwerp of persoonlijk). Dit houdt
echter wel in dat lucht- en contactgeluidsisolatiekwaliteit van
een lage orde is en moeilijk kan voldoen aan de woningschei-
dingseisen van het Bouwbesluit.
De opdrachtgever zal hier rekening mee moeten houden in zijn
verwachtingen inzake de geluidsisolatie. Gezien het lage
gewicht van houten verdiepingsvloeren zijn merkbare verbete-
ringen van de geluidsisolatie enkel haalbaar door een buig-
zame verzwaring aan te brengen op de verdiepingsvloer. U
moet hierbij denken aan de integratie van fermacell Honing-
raatelementen met honingraatkorrels van 30 of 60mm dik
(resp. 45 en 90 kg/m²) in combinatie met de fermacell Vloer
elementen voorzien van een isolatielaag. De geluidprestaties
van deze en andere opbouwcombinaties zijn samengevat in de
documentatie "fermacell Constructies voor wanden, plafonds
en vloeren", die is te vinden de website www.fermacell.nl.
Ten aanzien van brandveiligheidseisen of ten behoeve van het
wegwerken van installaties kan met zowel bij nieuw- en verbouw
als bij renovatie een vlak plafondoppervlak tot stand worden
gebracht tussen de houten balkenlaag. Hiermee kan blijvend
worden voldaan aan de esthetische wens of de monumentale
eis van het behoud van de balkenlaag als zichtwerk. De beves-
tiging gebeurt door middel van hoofdlatten of profielen die met
geschikte schroeven opzij tegen de balken worden bevestigd,
rekening houdend met het totale gewicht van de beplating.
Wanneer aanvullend op het behoud van de balkenlaag ook de
vloerdelen als te behouden zichtwerk zijn aangewezen zijn er
maatwerkoplossingen bespreekbaar met onze technisch
adviseurs.
Houten balkenvloeren en daken
Plaatdikte / opbouw Nieten volgens DIN 1052 Speciale nagels volgens DIN EN 14592
Lengte
mm
d
mm
Lengte
mm
d
mm
10 mm fermacell op hout (statisch) ≥ 42 ≥ 1,5 ≥ 37 2,0–3,0
12,5 mm fermacell op hout (statisch) ≥ 44,5 ≥ 1,5 ≥ 39,5 2,0–3,0
15 mm fermacell op hout (statisch) ≥ 47 ≥ 1,5 ≥ 42 2,0–3,0
18 mm fermacell op hout (statisch) ≥ 50 ≥ 1,5 ≥ 45 2,0–3,0
Stiftvormige verbindingsmiddelen bij plafonds en daken
Houten balkenvloeren, verstijvend
Verstijvende bouwelementen zoals houten balkenvloeren
dienen om verticale en horizontale lasten af te vloeien naar de
bouwmuren. Daarnaast geven ze door middel van de stabilise-
rende bouwelementen steun aan andere bouwelementen die
niet voor de verstijving dienen. Om het aantal verbindingsmid-
delen en hun tussenafstanden te bepalen, moet een bereke-
ning voor statische inzetbaarbaarheid voor schijfwerking
volgens de EN 1995-1-1 worden uitgevoerd.
Bevestigingsvolgorde
De fermacell Gipsvezelplaten moeten vrij van spanningen
worden aangebracht. Bij de bevestigingsvolgorde dient men
erop te letten dat op de bevestigingsassen (onderconstructie)
ofwel van het midden van de plaat naar de randen toe wordt
gewerkt, ofwel van de ene plaatrand doorlopend naar de
andere rand. In geen geval mogen eerst alle hoeken worden
bevestigd en daarna pas het middengedeelte van de plaat.
Daarbij dient men ervoor te zorgen dat de platen vast tegen de
onderconstructie worden gedrukt.
14
15. Inwerking van belasting (wind) van vloerelement naar
zijdelingse wandplaten
FH,Wind
F1
F2
F3
F4
FH,Wind
1
2
1
1 Wandelement
2 Vloerelement (verstijvend)
Plaatdikte/opbouw Nieten (verzinkt en geharst)
d ≥ 1,5 mm, rugbreedte ≥ 10 mm
Spijkers overeenkomstig DIN 1052-2
(verzinkt en geharst) d ≥ 2,2 mm
fermacell Snelbouwschroeven
d = 3,9 mm
Lengte Afstand Verbruik Lengte Afstand Verbruik Lengte Afstand Verbruik
Metaal 1 laag [mm] [cm] [stuks/m2
] [mm] [cm] [stuks/m2
] [mm] [cm] [stuks/m2
]
10 mm – – – – – – 30 20 22
12,5 mm – – – – – – 30 20 19
15 mm – – – – – – 30 20 16
Metaal 2 lagen/2e
laag in onderconstructie
1e
laag: 10 mm – – – – – – 30 30 16 (14)*
2e
laag: 10 mm – – – – – – 40 20 22 (19)*
1e
laag: 12,5 mm – – – – – – 30 30 14
2e
laag: 12,5 mm – – – – – – 40 20 19
1e
laag: 15 mm – – – – – – 30 30 12
2e
laag: 12,5 mm of 15 mm – – – – – – 40 20 16
Metaal 3 lagen/3e
laag in onderconstructie
1e
laag: 15 mm – – – – – – 30 30 12
2e
laag: 12,5 mm – – – – – – 40 30 12
3e
laag: 12,5 mm – – – – – – 55 20 16
Hout 1 laag
10 mm ≥30 15 30 ≥30 15 30 30 20 22
12,5 mm ≥35 15 25 ≥35 15 25 30 20 19
15 mm ≥44 15 20 ≥44 15 20 40 20 19
Hout 2 lagen/2e
laag in onderconstructie
1e
laag: 10 mm ≥30 30 16 ≥ 30 30 16 30 30 16
2e
laag: 10 mm ≥44 15 30 ≥ 44 15 30 40 20 22
1e
laag: 12,5 mm ≥35 30 14 ≥ 35 30 14 30 30 14
2e
laag: 12,5 mm ≥50 15 25 ≥ 50 15 25 40 20 19
1e
laag: 15 mm ≥44 30 12 ≥44 30 12 40 30 12
2e
laag: 12,5 mm of 15 mm ≥60 15 22 ≥60 15 22 40 20 16
Hout 3 lagen/1e
tot 3e
laag in onderconstructie
1e
laag: 15 mm – – – – – – 40 30 12
2e
laag: 12,5 mm – – – – – – 40 30 12
3e
laag: 12,5 mm – – – – – – 55 20 16
Verwijzing:
- Bij 4 plaatlagen van 10 mm fermacell kan de laatste plaatlaag
in de onderconstructie worden geschroefd met
fermacell Snelbouwschroeven Ø 3,9 x 55 mm
- Wanneer staalprofielen van een dikkere staaldikte tot
2 mm worden toegepast, dient er gebruik gemaakt te
worden van fermacell Snelbouwschroeven met boorpunt
* Waarden gelden voor Firepanel A1
Afstand en verbruik van bevestigingsmiddelen bij plafondconstructies met fermacell Gipsvezelplaten (greenline),
resp. Firepanel A1*, per m² plafondoppervlak
15
16. Voor landen met zeeklimaat zijn de
genoemde condities moeilijk te
handhaven.
Bij rechtstreekse bevestiging van fermacell Gipsvezelplaten
op houten platen kunnen er bij klimaatschommelingen door
het verschillende uitzet- en krimpgedrag spanningen en
scheuren ontstaan in de plaatvoegen. De hieronder beschre-
ven opbouwvarianten kunnen worden aanbevolen wanneer de
houten platen niet zijn blootgesteld aan vochtbelasting.
Opbouwvariant 1:
Bij de integratie van installatiezones: Bevestiging van fermacell
Gipsvezelplaat op een extra aangebrachte onderconstructie (bv.
latten). Afstanden onderconstructie zie vorige pagina's.
Afstanden bevestigingsmiddelen onderling:
n Bij wanden 200 mm voor nieten en 250 mm voor schroeven
n Bij plafonds en dakhellingen 150 mm voor nieten en
200 mm voor schroeven
Opbouwvariant 2
Wanneer de fermacell Gipsvezelplaat rechtstreeks op de
houten plaat moet worden bevestigd, dient hiervoor uitslui-
tend de lijmvoegtechniek te worden toegepast. Om verlijming
van de hout(spaan)plaat met de fermacell Gipsvezelplaat te
vermijden, moet ter hoogte van de lijmvoeg een scheidings-
laag worden aangebracht, bv. in de vorm van folielaag, zelf-
klevende scheidingsstrook of tape. De voegen van de plaat
materialen moeten ≥ 200 mm verspringen. De bevestiging van
de fermacell Gipsvezelplaat op de houten plaat gebeurt door
middel van nieten (draaddiameter 1,2–1,6 mm, rugbreedte ca.
10 mm, lengte: de beenlengte moet 2–3 mm korter zijn dan de
dikte van de beide plaatlagen samen). De afstand van de nieten
onderling: 150 mm; de afstand van de nietrijen onderling:
≤ 400 mm (zie afbeelding linksonder). Er moet rekening
worden gehouden met de bouwfysisch eisen.
Opbouwvariant 2
1 Houten plaat
2 zelfklevende scheidingsstrook/tape
3 fermacell Gipsvezelplaat
Gipsvezelplaten op houten platen
Speciale uitvoeringsmogelijkheden
fermacell Gipsvezelplaten kunnen rechtstreeks op uitzet- en
krimparme houten platen worden bevestigd wanneer de
volgende randvoorwaarden vervuld zijn:
n Verwerking, transport, montage, bouwfase en bestemming
van het gebouw stemmen klimatologisch overeen met
klimaatklasse 1 volgens EN 1995-1-1 (luchtvochtigheids-
bereik van 30 % tot 65 %).
n Plaatmaterialen hebben zich aangepast aan de relatieve
luchtvochtigheid van het verwerkingsklimaat.
De maximale krimp en uitzetting van de houten platen mag
niet meer dan 0,02 % bedragen bij een verandering van de
houtvochtigheid met 1 % onder het vezelverzadigingsbereik.
Bijgevolg kunnen houten platen volgens EN 1995-1-1 bv. bouw-
multiplex, kruislaaghout of OSB/4-platen worden gebruikt.
De fermacell Gipsvezelplaten moeten met een voegversprin-
ging van ≥ 200 mm ten opzichte van de houten platen worden
gemonteerd. Gebruik van een scheidingslaag is niet noodza-
kelijk. Zowel de lijmvoeg, de gipsvoeg als de fermacell Gips-
vezelplaat met afgeschuinde kant kunnen worden toegepast.
De bevestiging kan plaatsvinden met de hierboven beschreven
nieten in de houten platen, of in de onderconstructie bij een
met één raster verschoven plaatsing.
3
400 mm
400 mm
2
2
1
150
≥ 200
16
17. Afgeschuinde kant
Voor de afgeschuinde kant moeten volgens de Europese
technische goedkeuring ETA-03/0050 voor de statisch dra-
gende en verstijvende toepassing andere randafstanden in
acht worden genomen.
De afstand tot de belaste rand (plaatrand) moet ≥ 10d en de
afstand tot de rand van de staander ≥ 7d bedragen.
d is de dikte van het bevestigingsmiddel (zie afbeelding links-
onder). Zie ook hoofdstuk 5 Voegtechniek vanaf pagina 19.
Wanden dragend/verstijvend
met Powerpanel HD
Ook bij dragende bouwelementen met een beplating van
fermacell Powerpanel HD houden de bevestigingsmiddelen
niet alleen de fermacell beplating vast op de onderconstruc-
tie, maar zorgen ze tegelijk ook voor de overdracht van de
belasting van de plaat naar de onderconstructie of van de
onderconstructie naar de plaat. Daarom zijn de eisen aan
deze bevestigingsmiddelen bijzonder hoog. De bevestiging van
de fermacell Powerpanel HD op de verschillende houten
staanders gebeurt met nieten of nagels.
Voor de bevestiging wordt gebruikgemaakt van pneumatische
niet- of nagelapparaten. Deze nietapparaten moeten voorzien
zijn van een inslagbegrenzing. Zo niet, is het mogelijk dat de
buitenste deklaag helemaal doorboord wordt.
De nieten moeten worden ingeschoten met een hoek van
α = 30° tussen de rug van de niet en de houtvezelrichting
(zie afbeelding rechtsonder).
Randafstanden afgeschuinde kant Inslaghoek van de nieten
30°
10d 7d
Bevestigingsmiddelen (constructief)
fermacell Powerpanel HD platen kunnen met de volgende
bevestigingsmiddelen op de afzonderlijke houten stijlen
(liggers en staanders) worden bevestigd:
n Nieten
Draaddiameter 1,5 ≤ dn
≤ 1,8 mm,
rugbreedte van de nieten bR ≥ 11,0 mm en
minimale inslagdiepte s = 12 × d
n Nagels of speciale nagels Nominale diameter
2,0 ≤ dn
≤ 3,0 mm, kopdiameter dK
≥ 4,6 mm enminimale
inslagdiepte s = 12 × d
n Schroeven Draaddiameter 3,8 ≤ dn
≤ 4,0 mm, kopdiameter
dK
≥ 7,0 mm enminimale inslagdiepte s = 5 × d
Deze specificaties en verdere informatie over bevestigings-
middelen zijn opgenomen in de European Technical Approval
(ETA-13/0609) i.s.m. de nationale bijlagen.
Verwerking
Daarnaast moet de typehantering van de bevestigingsmidde-
len overeenstemmen met de EN 14592. De bevestigingsmid-
delen moeten verzinkt zijn of gelijkwaardig tegen corrosie zijn
beschermd dan wel uit roestvast staal bestaan.
In de volgende tabel worden de door nietenfabrikanten aanbe-
volen typen die aan deze eisen voldoen, opgesomd.
17
18. Fabrikant Typeomschrijving Niet-lengte constructief niet-constructief Draaddiameter Roest bescherming
[mm] [mm] [mm]
BeA 155/65 VZ HZ
180/63 VZ HZ
155/65 NR HZ
180/63 NR HZ
65
63
65
63
50
50
50
50
1,55
1,8
1,55
1,8
verzinkt
verzinkt
niet roestend
niet roestend
Poppers LQ 25 BLB 63 50 1,83 niet roestend
Senco Q 25 BAB 63 50 1,83 verzinkt
Haubold KG 760 CNK
KG 760 Crf
HD 7960 CNK
HD 7960 Crf
60
60
60
60
50
50
50
50
1,53
1,53
1,8
1,8
verzinkt
niet roestend
verzinkt
niet roestend
Paslode S-Z 16/64 C 64 50 1,6 verzinkt
Prebena Z 60 CSV HA
Z 60 CRF HA
Q 63 CSV HA
Q 63 CRF HA
60
60
63
63
50
50
50
50
1,52
1,52
1,8
1,8
verzinkt
niet roestend
verzinkt
niet roestend
Union Z-60 CNHF
Q-63 CNH
60
63
50
50
1,40 x 1,65
1,64 x 1,86
roestvast staal/verzinkt
roestvast staal/verzinkt
Bevestigingsnieten voor bevestiging van fermacell Powerpanel HD platen op houten onderconstructie:
overzicht van door nietenfabrikanten aanbevolen typen
Afbeelding 1: Manuele bevestiging met
pneumatische tacker
Afbeelding 2: Machinale bevestiging met
industriële nagel- en nietinstallaties
Afbeelding 3: Maximumafstanden tussen de bevestigingsmiddelen constructief voor dragende wanden
met fermacell Powerpanel HD
Afbeelding 4: Vereiste randafstanden voor nieten Afbeelding 5: Vereiste randafstanden voor nagels
Stotende montage Evenwijdig of haaks gelegen
wandschijfrand
Halve
wandschijf
Evenwijdig of haaks gelegen
wandschijfrand
s = 12 × dn
s = 12 × dn
s = 12 × dn
s = 12 × dn
≥ 5dn
≥ 5dn
≥ 5dn
≥ 5dn
10dn
10dn
10dn
10dn
[Afmetingen in mm]
Hele
wandschijf
Afmetingen
in mm
Bij prefabricage dragen machinale
nagel- en nietinstallaties bij aan een
zeer nauwkeurig bevestigingspatroon
met exacte hart-op-hart afstand
tussen de bevestigingsmiddelen
onderling, randafstanden en
inslagdiepten.
Statisch toepassen van fermacell
Powerpanel HD platen.
De onderlinge afstand van de bevesti-
gingsmiddelen bedraagt op randribben
(R) eR
= 150 mm en bij middenribben
(M) eM
= 300 mm (zie afbeelding 3).
18
19. De maximale voegbreedte mag niet bre-
der zijn dan 1 mm. Om te voorkomen dat
de lijmfilm tijdens de bevestiging en uit
harding verbroken wordt, mag de voeg
niet helemaal dicht worden gedrukt.
5 Voegtechniek
Voor de verbinding van twee platen in het oppervlak zijn er
drie verschillende voegtechnieken beschikbaar. Enerzijds de
lijmvoegtechniek en anderzijds twee gipsvoegtechnieken.
Voor de houtbouwer adviseren wij de lijmvoegtechniek!
Bij een twee- of meerlaagse beplating van elke wandzijde,
worden de onderste lagen altijd met stotende voegen uitge-
voerd, ongeacht de bouwfysische eisen.
Lijmvoeg
fermacell Gipsvezelplaten mogen uitsluitend met de speciale
fermacell Voegenlijm worden verlijmd om een perfecte voeg-
verbinding te verkrijgen.
Bij de uitvoering van de lijmvoeg dient men er zorgvuldig op
toe te zien dat de plaatranden stofvrij zijn en de lijmrups op
het midden van de plaatrand wordt aangebracht en niet op de
houten staanders. Voor de lijmvoegen moeten bij voorkeur de
afgezaagde plaatranden worden gebruikt. Het is belangrijk
dat bij het samendrukken van de beide plaatranden de lijm de
voeg volledig vult (de lijm vloeit uit de voeg).
De randen van de tijdens de montage verzaagde fermacell
platen moeten perfect recht en mooi gaaf zijn. Bij een meer-
laagse beplating moet tussen de bovenste en onderste plaat-
laag een voegverspringing van ≥ 200 mm worden aangehou-
den. De lijmvoegtechniek wordt enkel toegepast voor de
buitenste plaatlaag, de onderste lagen worden met stotende
voegen uitgevoerd, ook bij constructies waarvoor brandveilig-
heidseisen gelden.
Opbrengen van de fermacell Voegenlijm in worsten van 580 ml.
n Lijmvoeg
n Gipsvoeg
n Afgeschuinde kant
n Uitvoering horizontale voegen
n Dilatatievoegen
Opbrengen van de fermacell Voegenlijm
De fermacell Voegenlijm wordt in platte strengen opgebracht
op het midden van de plaatrand. De verwerkingstemperatuur
van de lijm mag niet lager zijn dan + 10 °C. De omgevingstem-
peratuur mag niet lager zijn dan + 5 °C.
19
20. Plaatformaat 1 patroon van
310 ml
1 worst van
580 ml
1 500 × 1 000 mm 11 m² 20 m²
2 500 × 1 200 mm 22 m² 40 m²
Verbruik fermacell Voegenlijm per m²
Per meter plaatvoeg wordt 20 ml fermacell Voegenlijm
verbruikt.
1. Plaatmontage direct op wandconstructie
Na bevestiging van de eerste plaat, wordt de volgende ferma-
cell plaat aan één zijde zodanig gemonteerd dat de plaatranden
aan de bovenzijde tegen elkaar raken en er naar beneden toe
een smalle, spievormige spleet van 10-15 mm ontstaat tussen
beide platen. Hiervoor moet de plaatlengte ca. 10 mm korter
zijn dan de hoogte van de ruimte. Bevestig de fermacell plaat
ca. 60 mm onder de bovenkant met een hechtniet of fermacell
Snelbouwschroef tegen de houten staander of bovenbalk.
Wanneer de ondervulling onderaan wordt weggenomen, drukt
de tweede plaat zich door haar eigen gewicht tegen de eerste
plaat, waardoor de lijm wordt samengedrukt en de voeg wordt
gesloten.
De volgende bevestigingsmiddelen moeten doorlopend van
boven naar beneden worden vastgezet. Desgewenst kunnen de
platen ook met een platenheffer worden gemonteerd. Ook bij
deze montagetechniek met de platenheffer dient men erop toe
te zien dat de fermacell Gipsvezelplaten voldoende aandruk-
kracht uitoefenen op de voegenlijm. In dit geval wordt er vanuit
het midden geschroefd of geniet..
2. Plaatmontage bij liggende prefabricage
De tweede fermacell plaat wordt zodanig tegen de reeds
bevestigde plaat geschoven dat de plaatranden aan één zijde
tegen elkaar liggen en aan de andere zijde een speling van
10-15 mm ontstaat. Aan de zijde waar de platen elkaar raken
wordt de plaat op de houten staander/balk bevestigd. Vervol-
gens wordt de plaat tegen de reeds gemonteerde plaat ge-
drukt, zodat de voeg gesloten wordt en gefixeerd met een
hechtniet of een nagel. Leg de platen niet met een hefinrichting
van bovenaf tegen elkaar, omdat anders de fermacell Voegen-
lijm naar onder op de houten staander wordt geschoven en er
geen voegverlijming meer plaatsvindt.
Arbeidsstappen na het uitharden van de lijm
Afhankelijk van de omgevingstemperatuur is de lijm na ca.
18 tot 36 uur uitgehard. Tijdens de cruciale uithardingsfase van
de lijm (4 tot 12 uur) mogen prefabelementen niet bewegen!
Daarna wordt de overtollige lijm volledig met het fermacell
Lijmafsteekmes verwijderd. Vervolgens worden de voeg en de
verzonken bevestigingsmiddelen nageplamuurd met fermacell
Voegengips.
Verwijderen van de overtollige lijm met fermacell Lijmafsteekmes
Hoogte
Hoogte
Plaatlengte=hoogte-10mm
Plaatlengte=hoogte-10mm
Platenheffer
Maten in mm
1 200 1 200
ondervulling aan één zijde
ca. 10
60
Plaatmontage direct op wandconstructie van fermacell Gipsvezelplaten
Gesteld: wandhoogte 2,5 m voor 10- en 12,5 mm-platen
20
21. Voegen en bevestigings-
middelen uitplamuren
Gipsvoeg
fermacell Gipsvezelplaten mogen
uitsluitend met het speciale fermacell
Voegengips worden afgewerkt om een
perfecte, krachtgesloten voegverbin-
ding te verkrijgen.
Ongeacht of de fermacell Gipsvezelpla-
ten op de houten onderconstructie
worden geschroefd, genageld of geniet, moeten de voegen ter
hoogte van de plaatnaden voldoende breed worden uitgevo-
erd. Deze zijn afhankelijk van de plaatdikte:
Voegbreedte plaatnaden
Plaatdikte
De voegen worden zonder Glasvlies wapeningsband (behalve
bij structuur-dunpleister, waarbij: wapening door achteraf
opgeplakte fermacell Glasvlies wapeningsband) en zonder
voegdekstrip gevuld met fermacell Voegengips. De bevesti-
gingsmiddelen worden met hetzelfde materiaal afgevoegd.
Horizontale voegen in de scheidingswand moeten worden
uitgevoerd zoals beschreven op pagina 12 'Uitvoering horizon-
tale voegen. Zorg ervoor dat de voegen stofvrij zijn voordat ze
worden dichtgeplamuurd. Er mag pas worden gestart met
afvoegen wanneer de gemonteerde platen droog zijn, dus vrij
van een hoog bouwvochtgehalte. Wanneer in de ruimte ook
natte dekvloeren of natte pleisterlagen aanwezig zijn, mag het
voegen pas plaatsvinden nadat deze voldoende zijn uiteg-
droogd. Zie ook hoofdstuk 1 Verwerkings- en bouwplaats-
voorwaarden vanaf pagina 4.
Plaatdikte
mm
Voegbreedte
mm
10 5–8
12,5 6–9
15 7–10
18 7–10
Het fermacell Voegengips wordt in zuiver aanmaakwater
gestrooid en moet ongeveer 2–5 minuten indikken (laten
besterven). Vervolgens wordt het gips tot een smeuïge plasti-
sche massa geroerd. Voor het aanmaken moeten schone
recipiënten en gereed–schap worden gebruikt. Gebruik van
een mixer kan de hardingstijd beïnvloeden. Lees de gedetail-
leerde verwerkingsinstructies op de verpakking.
Het fermacell Voegengips moet over de volle plaatdiepte in de
voegen worden gedrukt. Om aan weerszijden een goede
hechting te garanderen, wordt het gips tegen één plaatzijde
gedrukt en aan de tegenoverliggende zijde afgetrokken
(visgraatpatroon).
Bij niet-achtervulde voegen moet het gips aan de achterzijde
van de plaat naar buiten komen.
Zodra het voegengips van de eerste fase is uitgedroogd, kan in
de tweede fase de fijne afwerking worden uitgevoerd. Zo nodig
kunnen kleine oneffenheden na het uitdrogen van het gips
worden nageschuurd met een schuurgaas of schuurpapier.
Verbruik van fermacell Voegengips bij platen die de
volledige hoogte van de ruimte bedekken
Plaatdikte
mm
Verbruik
kg
per m2
fermacell oppervlakte per m voeg
10 0,1 0,2
12,5 0,2 0,2
15 0,3 0,3
18 0,4 0,5
21
22. Afgeschuinde kant
De fermacell Gipsvezelplaat is ook verkrijgbaar met afge-
schuinde kant (AK). De afgeschuinde kant bestaat uit een licht
schuine afvlakking en een afkanting aan de plaatrand.
Toepassingsgebieden:
n Binnenwanden
n Plafonds
n Beplating van dakhellingen
Voordelen:
n Snelle plaatsing van de fermacell Gipsvezelplaten
(stotende montage)
n Gemakkelijk tot stand brengen van vlakke oppervlakken
n 2/3 van de verbindingsmiddelen worden in één keer
gesloten met het afwerken van de voeg.
Voeguitvoering
Telkens twee platen met AK worden stotend gemonteerd.
De bevestiging gebeurt vrij van spanning met de gebruikelijke
verbindingsmiddelen en -afstanden.
Ter hoogte van de AK wordt een voegband aangebracht. Dit
kan de zelfklevende fermacell Gaasband AK zijn of de Papie-
ren wapeningsband AK. De de zelfklevende fermacell Gaas-
band AK wordt hierbij vóór de afwerking op de afgeschuinde
kant geplakt. Het fermacell Voegengips moet met druk door
de mazen van de wapeningsband in de bodem van de voeg
worden gedrukt en het afgevlakte gedeelte moet volledig
worden uitgeplamuurd. De fermacell Papier wapeningsband
moet tijdens de eerste afwerkfase in het gipsbed worden
aangebracht. Na droging van het voegengips wordt de voeg-
zone naargelang het gewenste kwaliteitsniveau gladgestreken
met een tweede laag gips. Als voegvulling wordt telkens de
fermacell Voegengips gebruikt.
Plaatsing
De plaatsing van de fermacell Gipsvezelplaten met AK
gebeurt zonder snijverlies in slepend verband.
n Plaatvoegen onderling ≥ 200 mm verspringend
n Kruisvoegen zijn niet toegelaten!
De afwerking van de voegen en verbindingsmiddelen gebeurt
uitsluitend met fermacell Voegengips volgens de hier be-
schreven verwerkingsinstructies. Bij meerlaagse beplating
kan de eerste laag worden uitgevoerd met platen zonder
afgeschuinde kanten en zonder afwerking van de voegen
(stotende montage).
De tweede laag kan met spreidnieten onderconstructieneu-
traal in de eerste laag fermacell Gipsvezelplaten van 12,5 mm
dikte worden bevestigd.
Wanneer in de onderste laag platen met AK worden toegepast,
moet het afgeschuinde deel met fermacell Voegengips wor-
den opgevuld indien er eisen gelden inzake geluidsisolatie en
brandveiligheid.
Voegvarianten
Bij maatwerk kunnen de technieken 'zagen' en 'ritsen en
breken' worden toegepast.
Bij de AK-voeg mag naast fermacell Voegengips ook het
fermacell Voegengips 4h worden gebruikt.
Voegvariant 1: Twee platen met AK met
fermacell Gaasband AK en fermacell Voegengips
Voegvariant 2: Twee platen met AK met
glasvezel- of fermacell Papier wapenings-
band AK en fermacell Voegengips
1/2 x plaatdikte
Voegvariant 3: Een plaat met AK en een ter plaatse
op maat gesneden rand en fermacell Voegengips
Plaateigenschappen
Dikte: 10 mm resp. 12,5 mm Voegengips
Afmeting: 2 000 × 1 200 × 12,5 mm 4-zijdig afgeschuind Verbruik: 0,3 kg/m²
2 540 × 1 200 × 12,5 mm 2-zijdig afgeschuind Verbruik: 0,2 kg/m²
1 500 × 1 000 × 12,5 mm 4-zijdig afgeschuind Verbruik: 0,35 kg/m²
Andere afmetingen op aanvraag
22
23. fermacell
voegtechniek
Wandconstructies
en voorzetwanden
Plafondconstructies, ver-
laagde plafonds, en dakhel-
lingen
Gipsvoeg 10 m 8 m
Lijmvoeg 15 m 10 m
Uitvoering horizontale voegen
Aangezien horizontale voegen de wandstabiliteit kunnen
verzwakken en doorgaans extra kosten veroorzaken, moeten
deze worden vermeden of tot een minimum worden beperkt.
Indien ze evenwel niet te vermijden zijn, dient men als volgt te
werk te gaan:
Wanden, niet-dragend
Bij wanden met aan elke zijde een éénlaagse beplating, moe-
ten de horizontale voegen bij voorkeur in het bovenste deel
van de wand worden geplaatst, waarbij de voegen als lijm-
voeg, gipsvoeg of met de AK-voeg kunnen worden uitgevoerd.
Bij een twee- of meerlaagse beplating van elke wandzijde,
mogen de onderste plaat lagen met stuiknaden worden uit–
gevoerd, ongeacht de bouwfysische eisen. Voor de uitvoering
van de voegen van de buitenste beplatingslaag mag zowel de
lijmvoeg- als de gipsvoegtechniek alsook de afgeschuinde
kant (AK) worden toegepast. Algemeen moeter een voegver-
springing van ≥ 200 mm per beplatingslaag worden toegepast.
Houten staanderwanden, dragend/verstijvend
Zie hoofdstuk 2.4 Bevestiging 'horizontale naad' op pagina 12.
Dilatatievoegen
Dilatatievoegen (doorgaande onderbreking van de constructie)
zijn op plaatsen waar in de ruwbouw van het gebouw de zoge-
naamde dilataties aanwezig zijn en eventuele materiaaleigen-
schappen in combinatie met de voegmethode die wordt
toegepast.
Onderbreking van de beplating
Vanwege het verschillende uitzet- en krimpgedrag van houten
onderconstructies en fermacell beplatingen (inclusief onder-
constructie) bij een veranderende luchtvochtigheid, moet in de
beplating een onderbreking worden voorzien (open plaatvoeg,
niet afgewerkt, niet verlijmd). Deze onderbreking moet in het
ideale geval op een onzichtbare plaats worden voorzien, bv.
achter de aansluiting van een dwarswand. De maximale af-
standen vindt u in de onderstaande tabel. Bij gebruik van
fermacell Gipsvezelplaten en houten platen in één en dezelfde
constructie, moet vanwege de verschillende lengteverandering
van beide plaatmaterialen bij een veranderend binnenklimaat,
eveneens een onderbreking worden voorzien in de fermacell
beplating. Deze wordt aangebracht met een tussenafstand van
≤ 6 m in
n wandconstructies met fermacell beplating rechtstreeks
op houten platen en
n asymmetrische wandconstructies met houten platen
(behalve zachte houtvezelplaten) aan de ene en fermacell
Gipsvezelplaten aan de andere kant.
Dit geldt niet voor buitenwandconstructies met fermacell
Powerpanel HD of H2O platen aan de ene en fermacell Gips–
vezelplaten aan de andere zijde, aangezien beide materialen
een vergelijkbaar uitzet- en krimpgedrag vertonen.
Maximale afstand van de onderbrekingen van de beplating
bij houten onderconstructie
23
24. 6 Wandplaatmontage
Montageverloop
Montageverloop met fermacell Gipsvezelplaten
Het voorgemonteerde houtskelet of de aparte houten balken
worden op de werktafel uitgelegd en nauwkeurig gepositio-
neerd. Daarop worden de op maat bewerkte fermacell Gips-
vezelplaten geplaatst en met geschikte verbindingsmiddelen
bevestigd.
Wanneer zeer grote plaatformaten (maximaal 2,54 × 6,00 m)
worden gebruikt, is transport met een vacuümheftuig aange-
wezen. De nu aan één zijde beklede, liggende plaat, kan dan
met behulp van een keerinrichting (keertafel) worden omge-
draaid op de werktafel. Hiervoor moeten eventueel montage-
riemen worden voorzien.
Naargelang de fysische eisen is het noodzakelijk behalve de
technische installaties en warmte-isolatie ook een damprem
in te bouwen. Zorg ervoor dat de aansluitingen en doorborin-
gen dicht worden uitgevoerd.
Indien de fermacell plaat een wind- of luchtdichte laag (vol-
gens DIN 4108 deel 7) moet vormen, moeten de plaatvoegen
op een houten staander als lijm- of gipsvoeg worden uitge-
voerd. Wanneer de lijmvoegtechniek wordt toegepast, mag het
transport naar de bouwplaats pas plaatsvinden na uitharding
van de voegenlijm. De cruciale uithardingsfase van de lijm
vindt plaats in de periode van 4–12 uur na het opbrengen.
Gedurende deze periode mogen geprefabriceerde elementen
niet worden verplaatst! Bij gipsvoegen mag de afwerking pas
plaatsvinden na de montage van de wandplaat op de
bouwplaats.
Montageverloop met fermacell Powerpanel HD
Afhankelijk van de bouwfase zijn deze wandplaten volledig
gesloten – buitenste en binnenste beplating en aangepaste
isolatie – of slechts van de buitenste beplating in de vorm van
Powerpanel HD voorzien. In dit geval vindt de binnenafwer-
king op de bouwplaats plaats.
In principe worden eerst het voorgemonteerde houtskelet of
de aparte houtskeletelementen op de werktafel uitgelegd en
nauwkeurig gepositioneerd, om dan als volgt verder te
werken:
Werkwijze bij tweezijdige beplating
1. Plaatsing van de fermacell Powerpanel HD op het houts-
kelet en bevestiging met de geschikte verbindingsmiddelen
(zie ook hoofdstuk 4. Bevestigingen vanaf pagina 10). De
platen moeten volledig op de houten onderconstructie rusten.
Overeenkomstig de eisen inzake de bescherming tegen weers-
invloeden en de brandveiligheid, worden de plaatvoegen
hierbij stotend uitgevoerd.
De gladde zijde van de Powerpanel HD plaat vormt de zicht-
zijde. Aan deze zijde is ook de plaatcodering aangebracht.
Deze opdruk is als een smalle doorlopende streep op de plaat
geplaatst.
2. Draaien van de liggende wandplaat op de werktafel met
behulp van een keerinrichting (keertafel). Hiervoor moeten
eventueel montageriemen worden voorzien.
n Montageverloop
n Prefabwanden
n Elementnaden
n Expanderende mortel
24
25. 3. Na verwerking van de bouwelementen binnen in de wand
(warmte-isolatie, installaties, evtl. dampscherm): beplating
van de binnenzijde. Dit kan met fermacell Gipsvezelplaten
gebeuren. Deze beplatingsvolgorde wordt enerzijds aanbevo-
len om de werktafels bij gebruik van kleinere fermacell
Gipsvezelplaten, die onderling met de lijmvoegtechniek worden
verbonden, te beschermen tegen verontreiniging door de lijm
die onvermijdelijk uit de voegen naar buiten treedt. Bovendien
wordt op die manier beschadiging van het oppervlak van de
Gipsvezelplaten voorkomen.
4. Neerzetten van de wandelementen en uitvoeren van de
geteste voegtechniek op de fermacell Powerpanel HD-platen.
Werkwijze bij eenzijdige beplating
1. Plaatsing van de Powerpanel HD platen op het houtskelet en
bevestiging met de geschikte verbindingsmiddelen.
2. Neerzetten van de wandelementen en uitvoeren van de
geteste voegtechniek op de fermacell Powerpanel HD platen.
Bij buitenwandconstructies kan het, naargelang de bouwfysi-
sche eisen, noodzakelijk zijn naast de installaties en de warm-
te-isolatie ook een damprem te integreren. Deze moet dan aan
de binnenzijde worden aangebracht, vóór de warmte-isolatie.
Zorg er in ieder geval voor dat de aansluitingen en doorborin-
gen wind- en slagregendicht worden uitgevoerd. Indien de
binnenste beplating een wind- of luchtdichte laag (volgens DIN
4108 deel 7) moet vormen, moeten alle plaatvoegen hetzij op
een houten staander of met een achtervulling worden
uitgevoerd.
Prefabwanden
Bij prefabricage in de fabriek moet voor de wanden rekening
worden gehouden met de transport- en montagebelasting. De
dimensionering moet dus rekening houden met het heffen,
verdraaien en transporteren van de wanden. Voor de hefwerk-
tuigen moeten passende aanslagpunten worden voorzien.
Bovendien moeten voor de bevestigingsmiddelen bij prefab-
elementen de aanwijzingen in hoofdstuk 4 Bevestigingen vanaf
pagina 10 in acht worden genomen.
Elementvoegen
Elementvoegen met fermacell Gipsvezelplaten
In principe moeten de elementen krachtgesloten met elkaar
worden verbonden, zodat er geen extra krachten inwerken op
de beplating. Een verbinding enkel via de fermacell beplating
volstaat niet. De fermacell voeg mag niet op de elementvoeg
liggen. Dit wil zeggen dat de beplating van het ene element
moet doorlopen tot op de randribbe van het aan te sluiten
element. Dit kan daarnaast ook georganiseerd worden door
de integratie van een extra staander, naast de eindstaander
(aan de binnenzijde van het wandelement), en het gebruik van
pasplaten. De pasplaat wordt na de (krachtgesloten)koppeling
van de wandelementen over de elementenvoeg gezet, zodat de
fermacell voeg telkens op de extra staanders is gepositioneerd.
Wanneer de situatie niet anders toelaat dan kan de gipsvoeg
als elementvoeg dienen. Deze dient wel met fermacell Glas-
vlies wapeningsband verstevigd te worden. De zekerheid van
een blijvende voegverbinding van de fermacell Gipsvezelplaten
onderling, is dan sterk afhankelijk van de kwaliteit van de
krachtgeslotenheid van de elementkoppelingen. Bij meerlaag-
se beplating moeten de voegen ≥ 200 mm verspringen ten
opzichte van de elementvoegen.
Elementvoegen in wanden
Wandelementen moeten zo mogelijk in één stuk worden ver-
vaardigd, zodat er geen verticale elementvoegen nodig zijn in
wandvlakken. Indien elementvoegen niet onzichtbaar kunnen
worden geplaatst (bv. achter de aansluiting van een dwars-
wand), moeten de bovengenoemde principes in acht worden
genomen.
Elementvoegen in plafond- en dakelementen
Bij voegen van plafond- en dakelementen wordt bovendien
aanbevolen de fermacell beplating te onderbreken en bv. een
schaduwvoeg toe te passen. Een eenlaagse doorgaande
fermacell beplating op een lattenwerk is mogelijk, op voor-
waarde dat de elementen krachtgesloten met elkaar zijn
verbonden.
Keertafel Kraantransport op de bouwplaats Montage op de bouwplaats
25
26. Bij een eenlaagse beplating moet het latwerk op de bouw-
plaats worden aangebracht en over de elementnaden heen
worden bevestigd.
Horizontale elementvoegen
Horizontale elementvoegen zijn onvermijdelijk in wanden t.p.v.
trappen of in trappenhuizen. Door het hoge aandeel aan
liggend hout moet in deze constructies rekening worden
gehouden met verhoogde krimpmaten. Daarom is het raad-
zaam voegen alhier zichtbaar uit te voeren, bv. als kit- of
schaduwvoeg. Bij horizontale elementvoegen, bv. op de zol-
derverdieping bij gevelmuren, moet rekening worden gehou-
den met de bovengenoemde principes.
Elementvoegen met fermacell Powerpanel HD
Ook hiervoor geldt dat de elementen krachtgesloten met
elkaar moeten worden verbonden, zodat er geen extra krach-
ten inwerken op de beplating. Een verbinding enkel via de
fermacell beplating volstaat niet.
Bij een eenlaagse beplating mogen de voegen niet op de
elementvoeg liggen. Dit wil zeggen dat de beplating van het
ene element moet doorlopen tot op de randstaander van het
aan te sluiten element.
Plafondvoegen
In het bereik van balkenvloeren (aansluiting wand met pla-
fond) moet rekening worden gehouden met de uitzetting en
krimp op basis van de grote hoeveelheid hout (bovenbalk,
plafondbalken en onderbalk), door middel van de integratie
van een horizontale voeg van ca. 10 mm. Deze voeg wordt bij
de montage met een voorgecomprimeerde dichtband
opgevuld.
De effecten van de uitzet- en krimpbewegingen in het hout
kunnen worden verminderd door verschillende constructieve
ingrepen. Ook kunnen voor de plafonds bepaalde plafondsys-
temen of houtmaterialen worden toegepast die dergelijke
bewegingen nagenoeg uitsluiten.
Een dilatatievoeg ter hoogte van het plafond is alleen over–
bodig wanneer de stotend geplaatste beplating van Power–
panel HD platen (voegbreedte ≤ 1 mm) permanent vrij van
spanning blijft!
fermacell Expanderende mortel
Voor de aansluiting van gebouwen in houtprefabbouw aan
kelders en funderingsplaten.
fermacell Expanderende mortel is een zwellende cement-
mortel voor het opvullen van de stelruimte tussen de vloer-
plaat en het wandelement, met een zwellingsgraad van ca.
5 %. Hij krimpt niet en draagt na uitharding de volledige last
van de wand op de ondergrond. De maximale laagdikte be-
draagt 40 mm. Die minimale aanvangsdikte is wegens bouw-
praktische overwegingen 5 mm.
Toepassingsgebied
Een betonnen vloerplaat vertoont toleranties. In geval van
metselwerk worden deze in de regel opgevangen door dikte-
verschillen in de mortelvoegen. In de houtbouw met prefabele-
menten is dit niet mogelijk. Daarom moet de compensatie van
hoogteverschillen tussen de fundering en de onderbalk van
een wand achteraf plaatsvinden. Hiervoor zijn twee verschil-
lende methodes beschikbaar.
26
27. Mortelbed opbrengen Wandplaat in mortelbed neerzetten
1. Ondersabelen van de grondbalk van de wand
Onder de grondbalken is de integratie van een stelruimte van
≥ 20 mm gebruikelijk. Als de stelruimtes kleiner zijn genomen,
is het bijna onmogelijk de grondbalk van de wand keurig en
volledig te ondersabelen. Bij deze methode worden afzonder-
lijke afstandsplaten of blokken onder de wandelementen
geplaatst om ze uit te lijnen. Deze hebben uitsluitend tot doel
de wandelementen tijdens de montage horizontaal te houden.
Vervolgens, dus vóór het aanbrengen van vloer- of dakele-
menten, wordt de stelruimte opgevuld. Dit gebeurt bij voor-
keur met fermacell Expanderende mortel. Deze garandeert
een krachtgesloten vulling van de voeg.
Dankzij zijn speciale samenstelling is de fermacell Expande-
rende mortel buitengewoon stabiel en biedt hij naast de hoge
druksterkte (> 10 N/mm²) ook een bijzonder zwelvermogen.
Deze eigenschap compenseert de gebruikelijke krimp van
cementhoudende materialen en garandeert een lastover-
dracht van de houtprofielwand over de volledige oppervlakte.
Een snelle en schoksgewijze verwarming moet worden
vermeden.
2. Klossen
Behalve ondersabeling, is het ook mogelijk de wandelementen
op zekere afstanden drukvast te ondervullen met klossen. De
constructeur moet in zijn statische berekening de afstand van
de klossen (600 mm of 1 200 mm) aantonen, evenals de ver-
eiste drukoppervlakte van de klossen.
De klossen moeten voldoende sterk zijn en tenminste: uit
houtsoorten van sterkteklasse 3, of beter nog uit metaal,
kunststof of uit cementgebonden platen bestaan, omdat de
klossen onder de wandelementen blijven zitten.
Vervolgens wordt de tussenruimte tussen de grondbalk van
het element en de vloerplaat opgevuld met fermacell Expan-
derende mortel.
Hiervoor moet de ondergrond stevig, draagkrachtig en in hoge
mate vrij zijn van stof en vuil. Sterk zuigende ondergronden
moeten vóór de ondersabeling worden natgemaakt of gegron-
deerd met fermacell Diepgrond.
fermacell Expanderende mortel aanmaken
De wandelementen worden in eerste instantie op klossen uitgelijnd en
vervolgens worden de stelruimten opgevuld met fermacell Expanderende
mortel.
Mortelpomp voor het ondersabelen
van de grondbalk
27
28. 7 Aansluitdetails
Aansluitingen van bouwelementen/
voeguitvoering
In alle gebouwen komen verschillende aansluitingen tussen
bouwelementen voor, bv. wand tegen wand of wand tegen
plafond. Wanneer alle bouwelementen worden uitgevoerd
met fermacell Gipsvezelplaten, bestaan er verschillende
mogelijkheden om de voegen tussen de fermacell platen
ter hoogte van de aansluitingen uit te voeren.
Hierbij geldt:
n Eisen inzake brandveiligheid, geluids- en warmte-isola-
tie die gelden voor scheidende bouwelementen (wanden,
plafonds), moeten ook in aanmerking worden genomen
bij de aansluitingen van de bouwelementen.
n Zorg voor een dichte aansluiting van de damp- en lucht-
dichte laag, met name bij bouwelementen buiten.
n Aansluitingen met geschikte materialen (bv. zelfklevende
dichtingen of randisolatiestrips) dicht uitvoeren om de
aan (dragende of niet-dragende) wanden gestelde eisen
inzake brandveiligheid en geluidsisolatie te vervullen.
n Bij constructies die aan brandveiligheidseisen moeten
voldoen, altijd onbrandbare dichtingsmaterialen gebruiken.
Bij aansluitingen van fermacell Gipsvezelplaten aan één- of
meerlaags beklede fermacell wandconstructies en voorzet-
wanden, zijn de hieronder uiteengezette mogelijkheden gege-
ven. Bij aansluiting aan verschillende materialen en bij bewe-
gingen van de ruwbouw moet altijd een onderbreking worden
voorzien.
Aangezien met fermacell Gipsvezelplaten beklede houten
staanderwanden (bv. massief constructiehout met een hout-
vochtigheid van ≤ 18 %) bij een wisselend binnenklimaat onder-
hevig zijn aan lengteveranderingen (uitzetting en krimp), moet
hier rekening mee worden gehouden in de aansluitdetails.
Plafond tegen wandDakhelling - Plafond Dakhelling tegen uitbouw/achtergevelwand
Aansluitingen van bouwelementen
ca. 150 m
m
ca. 150 mm ca. 150 mm ca. 150 mm
ca. 150 m
m
n Aansluitingen van bouwelementen/
voeguitvoering
n Mogelijke voeguitvoeringen
n Aansluitdetails fermacell Vapor
28
29. Aansmeren op scheidingsstrook
Aansmeren op scheidingsstrook is moge-
lijk voor de volgende aansluitdetails:
n Wand – Wand (binnenhoeken)
n Wand – Plafond
n Dakhelling – Wand
Deze aansluiting is geschikt voor de
volgende oppervlakte-uitvoeringen:
n Behang
n Tegels
n Structuurdunpleister
n Verf
Opmerking:
Bij deze voegtechniek ontstaat in de
binnenhoek een fijne onderbreking van
het pleister ter hoogte van de schei-
dingsstrook
Elastische voegvulling met acryl of PU
Elastische voegvulling met acryl of PU is
geschikt voor de volgende
aansluitdetails:
n Wand – Wand (binnenhoeken)
n Wand – Plafond
n Dakhelling – Wand
n Aansluiting aan andere materialen
Deze aansluiting is geschikt voor de
volgende oppervlakte-uitvoeringen:
n Behang
n Tegels
Stotend aaneensluiten van fermacell
platen met Rechte Kanten (RK)
Stotend aaneensluiten van fermacell
platen met Rechte Kanten is toepasbaar
voor de volgende aansluitdetails:
n Wand – Wand (binnenhoeken)
n Wand – Plafond
n Dakhelling – Wand
Deze aansluiting is geschikt voor de
volgende oppervlakte-uitvoeringen:
n Behang
n Tegels
n Structuurdunpleister
n Verf
5–9 mm ≥ 5 mm
Voegengips
Scheidingsstrook
Beglazingsband
dichtingsmateriaal
Voegengips op scheidingsstrook
1. Scheidingsstrook aanbrengen (PE-folie,
plakband of oliepapier)
2. Voegbreedte naargelang de plaatdikte
3. Aansmeren met fermacell Voegengips
4. Overtollige scheidingsstrook afsnijden met
een scherp mes
Elastisch dichtingsmateriaal
1. Voegbreedte afhankelijk van het gebruikte
elastische dichtingsmateriaal (bij permanente
elasticiteit van ≥ 20 %: voegbreedte ≥ 5 mm;
≥ 15 %: voegbreedte ≥ 7 mm)
2. Plaatrand behandelen met primer
3. Voeg volledig vullen met elastisch
dichtingsmateriaal
Stotende voeg tussen twee platen
1. Scherpe en volkomen rechte plaatranden
stotend tegen elkaar. Een voegvulling
met een elastoplastisch materiaal is hier
niet geschikt.
Mogelijke voeguitvoeringen
Stotende voeg
29
30. Stotende voeg met elastische
scheidingsstrook
Stotende voeg met elastische schei-
dingsstrook is toepasbaar voor de
volgende aansluitdetails:
n Wand – Wand (binnenhoeken)
n Wand – Plafond
n Dakhelling – Wand
n Aansluiting aan andere materialen
Deze aansluiting is geschikt voor de
volgende oppervlakte-uitvoeringen:
n Behang
n Tegels
n Structuurdunpleister
Aansmeren en wapenen
Aansmeren en wapenen met fermacell
papier of Glasvlies wapeningsband is
geschikt voor de volgende
aansluitdetails:
n Wand – Wand (binnenhoeken)
n Wand – Plafond
n Dakhelling – Wand
n Dakhelling – Uitbouw
n Dakhelling - Plafond
Deze aansluiting is geschikt voor de
volgende oppervlakte-uitvoeringen:
n Behang
n Tegels
n Structuurdunpleister
n Verf
Opmerking:
Bij deze voegtechniek ontstaat in de
binnenhoek een fijne onderbreking van
het pleister ter hoogte van de schei-
dingsstrook Deze wordt hier bedekt
door een papieren hoekband aan te
brengen.
Afwerking bij buitenhoeken
Het aansmeren van de voeg is toepas-
baar voor de volgende aansluitdetails:
n Wand – Wand (buitenhoek)
n Wand – Kozijn (raam/deur)
Wanneer er bewegingen van de con-
structie verwacht worden, is een wape-
ning met een papieren hoekband
aangewezen.
Deze aansluiting is geschikt voor de
volgende oppervlakte-uitvoeringen:
n Behang
n Tegels
n Structuurdunpleister
n Verf
5–9 mm
5–9 mm
Plaat aangedrukt
Elastische scheidingsstrook
(met gedeeltelijke
verlijming)
Voegengips
Elastisch dichtingsmateriaal
(met gedeeltelijke verlijming)
Papieren hoekband of
hoekband van glasvlies
Voegengips (alterna-
tief lijmvoeg: voeg-
breedte ≥ 1 mm
Stotende voeg met elastische scheidingsstrook
1. Scheidingsstrook aanbrengen (zelfklevende
aansluitband voor pleisterwerk)
2. Scherpe en rechte plaatrand stomp aanstoten
3. Overtollige scheidingsstrook afsnijden met een
scherp mes
Aansmeren aan scheidingsstrook en wapenen
1. Scheidingsstrook aanbrengen
2. Voegbreedte naargelang de plaatdikte
(zie hoofdstuk. Voegtechniek pagina 19)
3. Aansmeren met fermacell Voegengips
4. Plamuur laten harden
5. Papieren hoekband inplamuren
Binnenhoek altijd bewegend uitvoeren!
Afwerking bij buitenhoeken
1. Voegbreedte naargelang plaatdikte bij
gipsvoeg (alternatief lijmvoeg)
2. Aansmeren met fermacell Voegengips
3. Plamuur laten harden
4. Papieren hoekband aansmeren
30
31. Sokkelaansluiting
De overgang van de vloerplaat of het kelderplafond naar de
buitenwand wordt afgedicht met een geschikte plakband. Het
afplakken gebeurt aan de onderkant van de afgewerkte vloer.
Wanneer er een installatievlak voorzien wordt, gebeurt de
afdichting daarachter.
Volgens ETA 03/005 gelden gipsvezelplaten als luchtdicht. Het
normatieve voorschrift voor de uitvoering van de voegen om
de luchtdichtheid van de plaatlaag te garanderen, is een
achtervulde en niet-achtervulde lijmvoeg of gipsvoeg. Daarbij
mag bij gipsvoegen een voegdekstrip achterwege worden
gelaten. Geschiktheid en verwerking van aanvullende afdich-
tingsmaterialen zoals stroken en plakbanden volgens instruc-
ties van de fabrikant.
Plafondaansluiting
Ter hoogte van de plafondaansluiting moet de handhaving van
het vastgelegde luchtdichte vlak worden gewaarborgd. Dit is
in de praktijk haalbaar door middel van geschikte afdichtings-
stroken (diffusieopen of variabel dampremmend). Hierbij zijn
er zeer talrijke uitvoeringsmogelijkheden, waarvan er één
gedetailleerd is afgebeeld.
Bij de keuze van standaard fermacell Gipsvezelplaat dient er
achter deze plaat (aan de warme zijde gelegen) een damprem-
mende folie (sd
≥ 3,0 m) te worden opgenomen.
Aansluitdetails met fermacell Vapor
31
32. Buitenhoek
Bij buitenhoeken van geprefabriceerde houten prefabwanden
kan de luchtdichtheid bewerkstelligd worden met geschikte,
gecomprimeerde dichtbanden, waarbij de passende mate van
compressie in acht moet worden genomen. Wanneer er een
installatievlak voorzien wordt, kunnen de hoeken ook worden
afgeplakt.
Raamaansluiting
Inbouwelementen in houten prefabwanden zoals ramen of
deuren worden in de regel met geschikte plakbanden aanges-
loten aan het luchtdichte vlak. Wanneer er een installatievlak
voorzien wordt, gebeurt de afdichting ook hier achter dit
installatievlak.
32
33. 8 Oppervlakte-afwerking binnen
Bij fermacell Gipsvezelplaten hebben de zichtzijden in prin-
cipe een geschuurd oppervlak. Daarnaast is bij de fermacell
Gipsvezelplaat greenline de tekst "greenline" te lezen op de
zichtzijde en bij de fermacell Firepanel A1 de tekst "fermacell
Firepanel A1".
Voorbereiden van de ondergrond
Voordat met het werk, bijv. schilderen, behangen of betegelen,
wordt begonnen, dient gecontroleerd te worden of het opperv-
lak hiervoor geschikt is. Het oppervlak en de voegen moeten
droog, draagkrachtig en stofvrij zijn, zonder vlekken en de
voegverbinding moet zijn aangebracht. Men dient met name
op het volgende te letten:
n dat spatten gips, cement e.d. zijn verwijderd,
n dat krassen, beschadigde plekken e.d. worden geëgalise-
erd met fermacell Voegengips of Kant-en-klaar finish,
n dat alle afgevoegde plekken glad en eventueel licht
nageschuurd zijn,
n dat de plaat over het gehele oppervlak en de voegen en de
afgevoegde delen gelijkmatig droog zijn,
n dat stof zorgvuldig is verwijderd.
fermacell Gipsvezelplaten zijn in de fabriek geïmpregneerd.
Voorstrijken van de platen is alleen noodzakelijk, indien een
fabrikant dit voorschrijft, bijv. bij dunne pleisters, structuur-
pleisters, verf of tegellijm. De voorstrijklaag dient waterarm te
zijn. Bij het aanbrengen van meerdere pleisterlagen dienen de
droogtijden van de fabrikant te worden aangehouden.
n Omstandigheden op de bouwplaats
n Oppervlaktekwaliteit
n Oppervlakte-uitvoeringen
n Afdichting
Meetmethodiek voor de onvlakheidsbepaling
IJkmaat voor het bepalen van de
effenheidsafwijking meetpuntafstand
Meetpuntafstand
Kwaliteitsniveaus voor de
oppervlaktekwaliteit
In bestekteksten voor wand- of plafondconstructies komen
vaak omschrijvingen voor zoals ”schilderklaar” en dergelijke,
die echter geen exacte definitie geven
van de vereiste oppervlaktekwaliteit. Omdat dit soort om-
schrijvingen de verwachtingen van de opdrachtgever on-
voldoende beschrijven, heeft in Nederland het Bedrijfshap
Afbouw (HAO) een beschrijving gemaakt van de afwerkingsni-
veaus. In België is de oppervlaktekwaliteit ook nader
beschreven en staan deze vermeld in de TV 233 opgesteld
door het WTCB.
33
34. Nederland afwerkingsniveaus
Het informatieblad dat door de HAO is opgesteld, waarin de
zes afwerkingsniveaus A tot F zijn vastgelegd, voor ontwer-
pers en verwerkers, is een handig werkinstrument om unifor-
me en duidelijke contractuele afspraken te maken. Wanneer
het bestek geen specificaties bevat over de afwerking, wordt
altijd kwaliteitsniveau E (Afgevoegd oppervlak) als overeen-
gekomen beschouwd. De specifieke afwerkingsniveau’s met
hun toepassingsgebied en toleranties zijn in de volgende tabel
beschreven.
Tijdens de beoordeling van de vlakheid mag het te controleren
oppervlak niet door strijklicht, afkomstig van direct zon- en/of
kunstlicht, worden aangelicht. Indien de opdrachtgever toch
strijklicht of kunstverlichting gebruikt om de opper-
vlaktekwaliteit te beoordelen, dient de opdrachtgever ervoor
te zorgen dat dit voor opdrachtverstrekking wordt gemeld.
Bij niveau A en B is het dan ook raadzaam vooraf een proefv-
lak te benoemen als referentie voor het overeengekomen
resultaat.
Klasse A B C D E F
Afwerkingsniveau Glad oppervlak
voor zeer hoge
visuele eisen.
Glad oppervlak voor
normale visuele eisen.
Egaal oppervlak
voor normale
visuele eisen.
Egaal oppervlak. Afgevoegd
oppervlak.
Niet afgevoegd
oppervlak.
Visuele eisen van het
oppervlak
Hoogste kwaliteit.
Nagenoeg geen
oneffenheden en
groeven zichtbaar
onder direct licht.
Onder strijklicht
blijven zichtbare
banen en oneffen-
heden 1mm
mogelijk.
Hoge eisen.
Holle voegen niet toe-
gestaan.
Beperkte oneffenheden
en groeven onder direct
licht zichtbaar. Onder
strijklicht kunnen banen
en oneffenheden zicht-
baar zijn.
Normale eisen. Minimale eisen
Oneffenheden en
bewerkings-
groeven ≤ 1mm
zijn toegestaan.
Geen eisen. Geen eisen.
Bewerkingseisen van
oppervlak en voegen
Voegen en schroef-
gaten gevuld en
oppervlak volledig
gefilmd met een
laagdikte van ca.
1 mm.
Voegen en schroef-
gaten gevuld en gefinisht
(C) en geschuurd om een
nauwelijks voelbare,
vloeiende overgang naar
het plaatoppervlak te
krijgen.
Voegen en schroef
gaten gevuld en
gefinisht om een
vloeiende overgang
naar het plaatopper
vlak te krijgen.
Voegen en
schroefgaten
gevuld om een
vlakke overgang
naar het plaat
oppervlak te
krijgen.
Voegen en
schroefgaten
gevuld met een
geschikte
voegenvuller.
nvt
Toepassingsgebied Gladde, (zijde)
glanzende wand-
bekledingen zoals
metallic- en/of
vinylbehang.
(Zijde)glanzende
verfsystemen en
hoogwaardige
dunne glanspleis-
tersystemen
Geschikt voor dunne
en lichtgekleurde
afwerkingen van
behang, textiel en fijn
gestructureerde
afwerking, zoals
(spuit)pleisters met
korrelgrootte ≤ 1 mm.
Gematteerde
verfsystemen.
Geschikt voor zwaar
vinyl-behang of
middelgrof gestruc-
tureerde afwerking
zoals glasvezelvlies
met grove structuur
en (spuit)pleisters
met korrelgrootte
van 1 t/m 3 mm
Geschikt voor grof
gestruc-tureerde
afwerking zoals
(spuit) pleisters
met korrelgrootte
3 mm, bouwbe-
hang.
Uitsluitend
geschikt voor
functionele
toepassing, zoals
voor stabiliteit,
brandwerendheid
of geluidsisolatie.
Tegelwerk op
gipsvezelplaat.
Stucwerk.
Geschikt voor
tegelwerk op
gipskarton-
plaat, betimme-
ringen.
Stucwerk op
stucplaat.
Tijdelijke
constructies
e.d.
Vlakheidstoleranties
in mm bij een onder-
linge afstand tussen
de meetpunten van:
0,4 m 1 1 1,5 2 nvt nvt
1 m 1,5 2 3 3 3 3
2 m 2 3 4 4 4 4
Vlakheidstoleranties
van een hoek in mm
bij een onderlinge
afstand tussen de
meetpunten van:
0,4 m 1,5 2 3 4 nvt nvt
Te lood staan Maximale afwijking: 2 mm/m
Afwerkingsniveaus van in het werk af te werken gipskarton- en gipsvezelplaten op “systeemwanden en –plafonds”
Aanvullende
eisen:
Indien een wand of plafond door een partij alleen wordt gemonteerd en door een andere partij wordt afgevoegd, dan geldt voor de monterende
partij dat vlakheid van zijn wand of plafond moet voldoen aan de toleranties van de 1m en 2m afstanden van het oorspronkelijk overeengeko-
men afwerkingsniveau.
Toelichting: Klasse A: Hoogste kwaliteit en daarbij de meest effectieve methode voor een gelijkmatig oppervlak. De kans op aftekenen van voegen en het
doorschijnen van bevestigingsmiddelen wordt door de filmlaag geminimaliseerd, zichtbare oneffenheden kleiner dan 1 mm zijn bij
strijklicht niet te vermijden.
Klasse B: Hoge kwaliteit waarbij kans op aftekening van de voegen en doorschijnen van bevestigingsmiddelen aanwezig is.
Klasse C: Standaard kwaliteit indien er geen klasse is overeengekomen.
Visuele
beoordeling:
Tijdens de beoordeling mag het te controleren oppervlak door geen enkele vorm van strijklicht worden aangelicht. De visuele beoordeling
vindt plaats op een afstand van 1m van het te beoordelen oppervlak. Houdt er rekening mee dat het aangebrachte product handwerk is.
Proefvlak: Het is raadzaam vooraf een proefvlak te benoemen als referentie voor het overeengekomen resultaat.
Conversietabel: Er bestaan veel overeenkomsten tussen de Nederlandse tabel Afwerkingsniveaus gipskarton en gipsvezelplaten en de Europese tabel
Kwaliteitsniveaus gipskartonplaatsystemen. Om daar inzicht in te krijgen is de volgende conversietabel opgesteld.
Afwerkingsniveau klasse A nvt B C D E F
Kwaliteitsniveaus Q4 Q3* nvt Q2 nvt Q1 nvt
*Q3 omvat het breed uitmessen van de finishlaag en het aanbrengen van een schraaplaag over het resterende oppervlak. Deze bewerking wordt in Nederland
(nog) niet uitgevoerd.
34
35. Belgische Afwerkingsgraden
De Belgische Afwerkingsgraden staan uitgewerkt in hoof-
dstuk 4 van de TV 233 ”Lichte Binnenwanden” van het WTCB.
Hier wordt onderscheid gemaakt tussen de uitvoeringstole-
ranties van de wand en de afwerkingsgraad die gewenst wordt
in functie van de latere beplating ervan. Het respecteren van
de uit voeringstoleranties is een bepalende voorwaarde om de
vereiste tolerantieklasse op de afwerking te kunnen behalen.
Wanneer het lastenboek geen specificaties bevat over de
afwerking, wordt altijd de afwerkingsgraad F2a als overeen-
gekomen beschouwd.
In onderstaand overzicht zijn de vlakheidtoleranties die van
toepassing zijn op het wandoppervlak, eventueel bijkomend
afgewerkt met een volvlakkige pleisterlaag. Bij hoeken wor-
den afwijkingen ten opzichte van de voorgeschreven hoeken
gemeten bij rijen met een bepaalde lengte L.
Men kan in België drie afwerkingsgraden onderscheiden afhankelijk van de eisen
die gesteld worden aan het toepassingsgebied van de afwerking van de wand.
Tolerantie-
klasse
Controle oder de lat
van
0,2 m 2 m
Normale klasse
(bij ontstentenis)
1,5 mm 4,0 mm
Speciale klasse 1,0 mm 2,0 mm
Lengte L
(cm)
Toegelaten afwijkingen
(mm)
L ≥ 25 0; +3
25 L ≥ 50 0; +5
Vlakheidstoleranties Toelaatbare hoekafwijkingen
Afwerkingsgraad Uit te voeren bewerkingen Toepassingsgebied
F1 Minimale
opvoeging
De minimale opvoeging omvat:
– Het aanbrengen van de lijmvoegverbinding
De aanwezigheid van groeven en bramen is toegelaten.
Het opvoegen van de bevestigingspunten is niet noodzakelijk.
De afwerkingsgraad F1 volstaat indien het
oppervlak achteraf bedekt moet worden met
platen, panelen of een betegeling.
Bij een benodigde waterdichte folie in het
tegellijmsysteem zal de afwerkingsgraad F2a
moeten worden aangehouden
F2 F2a – Standaard
opvoeging
Normale eisen, opge-
legd aan wandopper-
vlakken. Deze afwer-
king is van toepassing
bij gebrek aan anders-
luidende voorschriften
in de contractuele
documenten
De standaard opvoeging omvat:
– De uitvoering van de minimale opvoeging, zoals beschreven in F1
– Het navoegen over een voldoende breedte met behulp van een Powerpanel
afwerkmortel (o.g.) tot men een regelmatig en gladde overgang verkrijgt.
– Het opvoegen van de bevestigingspunten met de zelfde producten.
Er mogen niet te veel onregelmatigheden (scherpe randen, groeven, bramen, …)
zichtbaar blijven die niet makkelijk gecorrigeerd kunnen worden door de schilder
of plaatser van de afwerking in het kader van normale voorbereidingswerken.
De afwerkingsgraad F2 kan overwogen worden
voor:
– Grof- of half grof gestructureerde muurbe-
kledingen (bv. Behangpapier met grove vezel)
– matte afwerkingsverven
– Fijn gestructureerde beplatingen
– Gestructureerde bepleisteringen en stuc-
werken (indien de fabrikant het gebruik ervan
toelaat op een dergelijke ondergrond)
F2b – Schrapen
Normale eisen, opge-
legd aan wandopper-
vlakken
Deze afwerkingsgraad omvat:
– De uitvoering van de standaard opvoeging, zoals beschreven in F2a
– Een door schrapen aangebrachte volvlakkig bedekking met de afwerkplamuur
die gebruikt werd voor het navoegen.
De plamuur wordt zo dun mogelijk aangebracht.
Er mogen niet te veel onregelmatigheden (scherpe randen, groeven, bramen, …)
zichtbaar blijven die niet makkelijk gecorrigeerd kunnen worden door de schilder
of plaatser van de afwerking in het kader van normale voorbereidingswerken.
F3 Volvlakkig plamuren De afwerkingsgraad F3 omvat:
– Een standaard opvoeging zoals beschreven in F2a, et inbegrip van de
bevestigingspunten
– het volvlakkig plamuren van de platen met behulp van een geschikt product
(zoals Powerpanel Afwerkmortel met minimale laagdikte van 1 mm)
om de uniformiteit van het uitzicht te waarborgen.
Er mogen niet te veel onregelmatigheden (scherpe randen, groeven, bramen, …)
zichtbaar blijven die niet makkelijk gecorrigeerd kunnen worden door de schilder
of plaatser van de afwerking in het kader van normale voorbereidingswerken.
Dankzij een dergelijke afwerkingsgraad kan men de zichtbaarheid van gebreken
onder scherend licht beperken, maar niet volledig uitsluiten.
De afwerkingsgraad F3 kan gebruikt worden
voor:
– gladde of gestructureerde glanzende bekleding
(bv. Gemetalliseerd behang-papier of vinyl)
– satijnverven
– glansverven
35
36. Omstandigheden op de bouwplaats
Het vochtgehalte van de fermacell Gipsvezelplaten dient
minder dan 1,3 % te bedragen. Daarom mag gedurende
48 uur van tevoren de luchtvochtigheid niet hoger zijn geweest
dan 70 % en de luchttemperatuur niet lager dan 15 ºC.
Alle aangebrachte afwerkvloeren en pleisters dienen droog te
zijn. Het oppervlak moet stofvrij zijn.
De voegen moet schoon, stofvrij en de gipsvezelplaten zelf
droog zijn. Dat wil zeggen; een restvocht hebben van maxi-
maal 1,3 %. Dit restvochtpercentage wordt normaliter gehaald
bij een wind- en regendicht gebouw en als de platen geduren-
de 48 uren blootgesteld zijn aan een relatieve vochtigheid van
maximaal 70 % en een lucht temperatuur boven de 15 °C. Als
in de ruimte ook natte dekvloeren voorzien zijn, kunnen de
voegen pas na het uitdrogen daarvan worden afgevoegd.
fermacell Voegengips bij minstens +5 °C lucht- en onder-
grondtemperatuur en een relatieve vochtigheid onder de 70 %
verwerken. Na het afvoegen moet het betreffende gedeelte
van het gebouw wind en regendicht blijven en moet de tempe-
ratuur boven de 5 °C en een relatieve vochtigheid van maxi-
maal 70 % gegarandeerd blijven.
Schilderwerk
Voor het schilderen van fermacell Gipsvezelplaten kunnen
alle algemeen gebruikelijke verfsoorten worden gebruikt, zoals
latex-, dispersie- of lakverf. Verfsoorten die mineralen bevat-
ten, zoals kalk- en silicaatverf, mogen alleen op fermacell
platen worden gebruikt, indien ze volgens de aanwijzingen van
de fabrikant geschikt zijn voor een gips-
ondergrond. Bij latexverven dient op het dekkend vermogen te
worden gelet.
Bij hoogwaardige, bijv. glanzende of gladde, structuurloze
oppervlakken, dient het oppervlak eerst afgewerkt te worden
met fermacell Kant-en-klaar finish (zie paragraaf 9.1
”Oppervlakteafwerking”).
Bij hoogwaardige gestructureerde oppervlakken dienen
vullende verflagen te worden gekozen (verfsysteem met
kwartshoudende grondverf).
De verf moet volgens de aanwijzingen van de fabrikant in
minstens twee lagen worden aangebracht. De verf eventueel
eerst op een klein stukje proberen. De voorschriften van de
verffabrikant dienen opgevolgd te worden.
Behangen
Alle soorten behang, ook structuurbehang, kunnen worden
aangebracht met de gebruikelijke behanglijm. Een speciale
voorstrijklaag in verband met latere verwijdering van het
behang is niet nodig. Bij het verwijderen van het behang wordt
de wand niet beschadigd.
De fermacell Gipsvezelplaten hoeven alleen voorgestreken te
worden
n als de lijmfabrikant dit voorschrijft (los van de
behangsoort),
n als dicht behang, bijv. vinyl, wordt gebruikt.
BehangenVerven
36
37. Structuurpleister en dunpleister
Indien (structuur)pleister (max. 4 mm dik) op de fermacell
platen wordt aangebracht, dienen de gipsvoegen extra verste-
vigd te worden met fermacell Glasvlies wapeningsband. De
band wordt gelijmd met witte houtlijm (PVAC-lijm). Bij de
lijmvoegen en AK-voeg is deze extra versteviging niet nodig.
Bij hoek- en wandaansluitingen dient in het structuurpleister
altijd een schijnvoeg te worden aangebracht (insnijden of met
scheidingsstrook).
Voor gipsplaten geschikte structuurpleisters met minerale
bindmiddelen alsmede kunstharspleisters, kunnen volgens de
richtlijnen van de fabrikant worden verwerkt. Geadviseerd
wordt het gebruik van één afsluitende grondering.
fermacell Rolpleister
fermacell Rolpleister is een gebruiksklare decoratieve structu-
urafwerking voor fermacell Gipsvezelplaten op basis van een
dispersie en wit marmer. Deze kan met in de handel verkrijgba-
re kleurconcentraten en pigmenten worden gekleurd. Hierbij
mag echter een massagehalte van 5 % niet worden
overschreden.
fermacell Rolpleister kan worden gebruikt voor de afwerking
van binnenwanden en -plafonds in fermacell Gipsvezelplaten,
maar ook in buitentoepassingen die niet direct zijn blootgesteld
aan weersinvloeden.
fermacell Rolpleister mag niet worden verwerkt bij object-
en verwerkingstemperaturen beneden 5 °C.
De ondergrond moet schoon, droog en draagkrachtig zijn en
ten minste een oppervlaktekwaliteit van afwerkings-
niveau C (zie HAO versie 2009) respectievelijk afwerkingsgraad
F2b (zie TV233 van het WTCB) hebben. fermacell Gipsvezelpla-
ten hoeven niet in de grondverf te worden gezet.
De zuiging van de ondergrond moet gecontroleerd worden. Bij
zwak zuigende en zuigende ondergrond (zoals gipsvezelplaten
en cementgeboden platen) met 1 : 1 waterverdunde fermacell
Rolpleister voorstrijken.
Verwerking fermacell Rolpleister:
Roer de inhoud van de emmer goed op, ook na een werkpauze.
Na voorbereiding van de ondergrond wordt de fermacell Rol-
pleister onverdund in kruisgewijze lagen met een geschikte rol
opgebracht en vervolgens naar wens gestructureerd, bv. met
een fermacell Sponsrol. De bewerkingstijd na het aanbrengen
is afhankelijk van de omgevingstemperatuur, richtwaarde ca.
10 – 20 minuten.
Bij binnenhoeken wordt voor het verkrijgen van een gelijkmati-
ge structuur aanbevolen eerst één wand af te werken, te laten
drogen, de reeds afgewerkte hoek af te dekken en vervolgens
de andere wand te behandelen. De oppervlakken moeten
worden afgeschermd tegen tocht.
Vanwege de vele mogelijke invloedsfactoren tijdens de verwer-
king en het gebruik, raden wij aan vooraf een proefverwerking
en -toepassing uit te voeren.
Betegelen fermacell Rolpleister is overschilderbaar
met dispersie-, latex-, acryl- en siliconen-
harsverven.
37
38. Verdere informatie
Documentatie:
n fermacell Powerpanel H2O – Productinformatie
en verwerkingsrichtlijnen
Planung und Verarbeitung
Stand 2013
fermacell
Bodensysteme
Bild neu suchen
Estrich!!!
Planung und Verarbeitung
fermacell
Powerpanel H2O –
die Nassraumplatte
Stand 2013
Wandplaten/-tegels
Op fermacell Gipsvezelplaten en Powerpanel H2O kunnen
zonder problemen alle platen in keramisch materiaal en kunst-
stof worden aangebracht via de dunbedtechniek. Dispersie- en
reactieharslijmen of met kunststof veredelde cementpoeder-
lijmen zijn geschikt volgens de aanwijzingen van de fabrikant.
De beplating van de wanden en voorzetwanden bestaat uit
een of twee lagen fermacell Gipsvezelplaten. De hart-ophart
afstand van de onderconstructie moet beperkt worden afhan-
kelijk van de plaatdikte.
n plaatdikte d = 10 mm hart-op-hart afstand van de onder-
constructie = 50 cm
n plaatdikte d = 12,5, 15 en 18 mm hart-op-hart afstand van
de onderconstructie = 60 cm
Op fermacell kunnen alle tegels van keramisch materiaal en
kunststof probleemloos worden aangebracht met een dunbed
lijmsysteem. Elke disperie-, reactiehars- en met kunststof ver-
edelde cementpoederlijm is geschikt als de fabrikant dit
opgeeft.
De voegen moeten voor het aanbrengen van de tegellijm
voorzien zijn van een voegverbinding. Dit om een spannings-
vrije ondergrond te verkrijgen.
Een grondering is nodig, als dit door de fabrikant van de
tegellijm wordt geadviseerd. Deze grondering moet goed
drogen (in de regel 24 uur) voordat de tegels verlijmd kunnen
worden. Er moeten waterarme tegellijmen worden gebruikt,
bijv. een met kunststof veredelde cementpoederlijm (zoge-
naamde flexlijm). De tegels mogen niet nat worden gemaakt
voor het monteren. Het oppervlak van de achterzijde van de
tegel moet voor minstens 80 % in het lijmbed liggen. De
tegellijm moet droog zijn voordat de tegels gevoegd kunnen
worden (droogtijd in de regel 48 uur). Voor het afvoegen dient
flexibele voegenmortel te worden toegepast.
Natte ruimten
Bij oppervlakken die direct door water worden belast, bijv.
douchecellen en badachterwanden, dient een extra wateraf-
dichting op de beplating te worden aangebracht. Hiervoor
geschikt zijn bijv. zogenaamde waterdichte tegellijmsystemen
of vloeibare dichtfolies in combinatie met cementpoederlijmen
die met kunststof zijn veredeld. Let hierbij op dat het water-
dichtingsysteem vaak een combinatie van materialen omhelst.
Zorg dan ook dat de producten op elkaar zijn afgestemd en
worden gegarandeerd door de producent. De wandoppervlak-
ken die afgedicht moeten worden, dienen minstens tot een
hoogte van 2,0 m boven de kuipbodem met voldoende ruimte
aan de zijkant van de eigenlijke douchecel of badkuip tegen het
binnendringen van water te worden beschermd. Bij douchecel-
len dient de afdichting minstens 20 cm boven de douchekop
door te lopen. Bij de binnenhoeken en wand-vloeraansluitingen
dient kimband te worden aangebracht. Daarnaast dient de
onderzijde van alle wanden in een natte cel ter bescherming
tegen van de vloer opstijgend vocht, minstens tot 15 cm boven
de bovenzijde van de vloer te worden afgedicht. Hierbij dienen
de voorschriften van de fabrikant van het afdichtingsysteem te
allen tijde te worden opgevolgd.
Technische voorwaarden voor wateraf-
dichting in natte ruimten
Volgens de bouwvoorschriften moeten gebouwen en gebouw-
delen zodanig worden ingericht, dat door water en vocht of
andere chemische, fysische of biologische invloeden geen
gevaren of overmatige belastingen ontstaan. Door vocht be-
laste bouwkundige constructies moeten daarom worden
beschermd tegen doorslaand vocht.
Binnen bewijzen droogbouwconstructies met onderconstruc-
ties van hout of metaal, bekleed met plaatmaterialen en ge-
combineerd met afdichtingssystemen reeds decennia lang hun
deugdelijkheid in badkamers en vochtige ruimten, waardoor ze
als een algemeen erkende techniek gelden. Droogbouwcon-
structies worden zowel in hotels, ziekenhuizen, scholen,
kantoorgebouwen als woningen toegepast voor badkamers en
vochtige ruimten.
38